background image
VOLKSGEZOnDHEiD
MEDI-
SfEEr
396
20
29 juni 2012
Evolutie van de MIC-
distributie
naast de opvolging van de evolutie van de
resistentiegraden hebben we ook de evo-
lutie van de MiC-distributies doorheen de
tijd gevolgd. We hebben daarbij gebruik ge-
maakt van de MiC
50
(MiC voor 50% van de
geteste isolaten) die geldt als een parameter
voor de intrinsieke activiteit van een anti-
bioticum. Hoe lager de MiC
50
, hoe hoger de
activiteit van het antibioticum.
Voor penicilline en de andere beta-
lactamantibiotica zien we in elk jaar een bi-
modale verdeling met een resistente en een
gevoelige populatie (
figuur 2). De MiC
50
voor penicilline steeg in de periode 1995 -
2003 van 0,008 tot 0,06. De populatie van
pneumokokken werd in deze periode dus
minder gevoelig aan penicilline. nadien
zagen we dat de populatie weer meer ge-
voelig werd met een MiC
50
op 0,015 vanaf
2005. De fl uorochinolonen vertoonden een
unimodale distributie en hun intrinsieke
activiteit bleef doorheen de hele studie-
periode uniform. Moxifl oxacine had een
lagere MiC
50
dan levofl oxacine.
Geografi sche verschillen
Door gebruik te maken van de postcode van
de patiënt hebben we sinds 2003 de verschil-
len tussen noord en zuid kunnen opvolgen. in
het algemeen stelden we een hogere resisten-
tiegraad vast in het zuiden dan in het noorden,
hoewel deze verschillen niet altijd signifi cant
waren. Dit verschil was wel belangrijk voor
erythromycine waar in 6 van de 9 surveillances
een signifi cant hogere resistentiegraad in het
zuiden werd gevonden. Dit zou deels kunnen
worden verklaard door een hogere proportie
van kinderen in de onderzochte populaties.
Verschillen kunnen worden toegeschreven
aan verschillende factoren zoals antibiotica-
politiek, voorschrijfgedrag, demografi sche
factoren, comorbiditeit en zelfs clonale shift
binnen een bacteriële populatie. Voorschrijf-
gedrag kan dus niet als enige interfererende
factor in aanmerking worden genomen.
Antibioticacampagnes &
vaccinatie
Beide elementen kunnen zeker een impact
hebben op de evolutie van de resistentie. We
mogen echter niet uit het oog verliezen dat de
daling zich al inzette voor het lanceren van de
antibioticacampagnes en de introductie van
het heptavalente pneumokokkenvaccin.
uit de RiZiV-gegevens blijkt dat er een
lichte stijging is in de consumptie van beta-
lactam antibiotica in de periode 2001-2007
terwijl we in die periode toch een daling
van de resistentie zien (
figuur 3). Voor de
macrolieden en tetracycline stelde men een
verminderd verbruik vast. Toch ziet men
dat voor deze beide componenten de resis-
tentiegraad hoog blijft.
Het gebruik van antibiotica zal uiteindelijk
steeds leiden tot resistentievorming maar er
bestaat daarbij een complexe wisselwerking
tussen verschillende parameters die hierbij
een rol kunnen spelen. We kunnen een in-
vloed hebben op dit proces door een blij-
vend stimuleren van een goed voorschrijf-
gedrag, het sensibiliseren van de patiënt en
een goede positionering van de vaccinatie.
Voor het evalueren van de effecten is een
opvolging op lange termijn noodzakelijk.
Conclusies
in de studieperiode stelden we vanaf 2003
een daling vast in de resistentiegraad van
penicilline en aanverwante componenten.
in de laatste 4 jaar van de studie schom-
melde de resistentiegraad van amoxicilline
tussen de 3,5% en 4,6%. Cefaclor, een ce-
falosporine van de 2
de
generatie heeft een
zeer hoge resistentiegraad. Dit was ook het
geval voor de macrolieden en tetracycline
met uitzondering van telithromycine (een
ketolide). Levofl oxacine en moxifl oxacine
behouden een zeer goede intrinsieke activi-
teit tegen S. pneumoniae en hun resistentie-
graad is erg laag.
VOLKSGEZOnDHEiD
25
20
15
10
5
0
1995 1997 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
12,1
14,8
19,8
15,1
15,2
12,1
10,2 9,2
Pen-NS
11,1
9,5
11,3
12,0
12,6
BLA-DDI
Heptavalent vaccin
30% 60% 90%
figuur 3: Gebruik van antibiotica (DDI) & Pen-r (%).
figuur 4: Streptococcus pneumoniae.
ingekapselde gram-positieve diplococci in purulent sputum (gram-verkleuring).
M. Lontie. MCH-Leuven