rechterventrikel heel compliant, maar in geval van rechterhartfalen wordt de wand stijver. Druk op de lever geeft een verhoogde veneuze retour die als gevolg van de stijve ventrikelwand niet naar het rechter- hart gaat, maar doorstijgt in de vena cava superior. Pulmonale hyper- tensie geeft een luide tweede harttoon bij auscultatie. lijk. Repolarisatiestoornissen, een abnormale as, linkeratriumhyper- trofie en bundeltakblokken zijn zeer frequent. Met een RX-thorax kan men de grootte van het corvolume bepalen. Een hoek van de hoofd- bronchus die groter is dan 90° duidt op linkeratriumhypertrofie. Een CT-scan kan op korte tijd veel informatie geven, maar de stralingsdo- sis is nog steeds niet onbelangrijk. Voornamelijk jonge vrouwen zijn hiervoor gevoelig. Echocardiografie heeft als voordelen dat het een onderzoek is dat heel beschikbaar is en waarvoor de patiënt minimaal moet worden verplaatst (bedside). tie over de hartspier en de kleppen, over de intracardiale drukken en de cardiale morfologie. Bovendien kan het therapeutisch resul- taat vrij goed opgevolgd worden. Deze overvloed aan informatie is echter zowel een voor- als een nadeel aangezien men over de nodige expertise dient te beschikken om al de gemeten parameters correct te interpreteren. Patiënten die in rust asymptomatisch zijn en bij in- spanning dyspnee ontwikkelen, hebben baat bij een inspanningstest (cyclo-ergometrie of cyclo-echocardiografie). Een dobutamine-stress- echocardiografie wordt typisch gebruikt om ischemie uit te sluiten. Ergospirometrie geeft informatie over de longfunctie en kan helpen bij de differentieeldiagnose tussen dyspnee van cardiale en pulmonale origine. geval van hartfalen. Het is een peptide met een ringstructuur van 17 aminozuren en een sulfidebrug, dat wordt vrijgezet bij `stretch' ter hoogte van de hartwand als gevolg van verhoogde vullingsdruk- ken. Het prohormoon wordt gesplitst in enerzijds BnP en anderzijds inactief nT-proBnP. ACE-inhibitoren en diuretica doen de vullings- drukken en bijgevolg ook het BnP dalen, obesitas en nierfalen ge- ven een stijging ervan. Dit is belangrijk bij de interpretatie van de normaalwaarden. in de `Breathing Not Properly'-studie (Maisel A, gevallen aanboden met dyspnee. Een zeer lage BnP-waarde (20pg/ ml) sloot congestief hartfalen met zekerheid uit. Bij zeer hoge waar- den (1200pg/ml) kon men praktisch zeker zijn van congestief hartfa- len. in de huisartspraktijk mag men stellen dat een BnP hoger dan 400pg/ml zeer waarschijnlijk wijst op hartfalen. in geval van nT-proBnP-bepaling dient men bij de interpretatie van de resulta- ten eveneens rekening te houden met de leeftijd. Een concentratie onder de 300pg/ml heeft een zeer hoge negatieve predictieve waarde voor corfalen. Bij een jonge patiënt is hartfalen zeer waarschijnlijk bij een waarde hoger dan 450pg/ml, bij een oudere patiënt is dit meer dan 900pg/ml. in sommige gevallen kan het nuttig zijn om de BnP opnieuw te bepalen om de evolutie van hartfalen op te volgen. in de STARS-BnP-studie (jourdain, 2007) werden 220 patiënten die zich op de raadpleging aanboden met nYHA ii en iii, geïncludeerd. De helft, groep 1, werd behandeld volgens de geldende richtlijnen, bij de andere helft, groep 2, werd naast een behandeling volgens de aan- bevelingen ook nog een extra BnP-bepaling uitgevoerd. Het gecom- bineerd eindpunt van overlijden en (her)opname wegens hartfalen bleek een stuk beter in groep 2. BnP kan dus worden gebruikt voor het uitsluiten of bevestigen van hartfalen in de acute fase en ook in combinatie met klinisch onder- zoek voor risicostratificatie. Seriële afnames kunnen worden aange- wend om veranderingen in klinische status en risicoprofiel op te spo- ren. Het gebruik van BnP is niet aangewezen wanneer de diagnose van hartfalen duidelijk is, om klinisch onderzoek of echocardiogra- fie te vervangen of om grote groepen asymptomatische patiënten te screenen op linkerventrikeldysfunctie. hartfalen. Bepaling van het creatinine is tevens belangrijk bij dyspneu. Bij een patiënt met ernstig verminderde nierfunctie die kortademig wordt, is de kans groot dat dit van cardiale origine is. Ook troponines zijn compatibel met hartfalen. Een lage concentratie kan wijzen in de richting van hartfalen, een hoge dosis is veeleer suggestief voor een hartinfarct. tussen huisarts, hartfalenverpleegkundige, paramedici (eventueel ki- nesist) en cardioloog-hartfalenspecialist. naast een aangepaste medi- camenteuze behandeling en implantatie van een cardiale pacemaker voor resynchronisatie, is hartfalenrevalidatie belangrijk. Dit laatste heeft een duidelijke invloed op mortaliteit en morbiditeit en geeft ook een daling van het aantal (re)hospitalisaties. Via telemonitoring (impedantie en gewicht) kan men tegenwoordig de therapie op afstand volgen en langs de telefoon bijsturen. |