background image
MEDI-
SfEEr
396
47
29 juni 2012
MEDI-
SfEEr
396
46
29 juni 2012
MEDI-
SfEEr
396
47
29 juni 2012
V1605n
Primaire preventie van cardiovasculaire
ziekten: hoe de juiste patiënten identificeren?
Cardiovasculaire (CV) risicostratificatie van een volledige popula-
tie (rokers, diabetici, enz.) is vrij gemakkelijk. De risicostratificatie
van een individuele patiënt die (nog) geen klinische antecedenten
van CV-ziekte vertoont, is meestal veel complexer. Het toekom-
stige CV-risico van een patiënt bepalen en dit risico afwegen tegen
de voor- en nadelen van preventie met geneesmiddelen is vaak
gebaseerd op onvolledige informatie verkregen aan de hand van
een risicobepaling volgens Framingham of SCORE. Deze evalua-
tieschalen zijn weinig performant, vooral als ze worden gebruikt
om het risico van jonge patiënten te evalueren (1-3).
in deze context kan een berekening van de dikte van het inti-
ma-mediacomplex (intima-media thickness of IMT) bijkomende
informatie verschaffen waarmee de patiënt overtuigd kan worden
van het nut van een behandeling, en waarmee zijn therapietrouw
verbeterd kan worden. De twee klinische scenario's waarin een
meting van de iMT het duidelijkste voordeel zou bieden, zijn die
van een patiënt met een gemiddeld risico (10-20% op 10 jaar) of
die van een jonge patiënt met één risicofactor, die volgens de Fra-
mingham-score een laag risico loopt (< 10% op 10 jaar).
Meting van de IMT: in de praktijk
Aan vasculaire klinische events die een geavanceerd stadium van
CV-ziekte weerspiegelen, gaan decennia van onopgemerkte wijzi-
gingen van de wand van de aders vooraf. De eerste morfologische
afwijkingen van de wand van de aders kunnen worden gevisua-
liseerd aan de hand van een echografie in B-modus. Deze niet-in-
vasieve techniek met hoge resolutie is zonder gevaar en gemakke-
lijk toe te passen. Ze maakt het bovendien mogelijk om de eerste
stadia van atherosclerose te visualiseren.
De intima-media bestaat uit het weefseloppervlak dat begint in
de holte van het bloedvat en eindigt aan de grens die de media
scheidt van de (tunica) adventitia. Deze ruimte wordt met de
leeftijd dikker, maar het proces verloopt sneller in aanwezigheid
van risicofactoren voor atherosclerose, in het bijzonder arteriële
hypertensie en genetische factoren. Daarom is deze meting zo nut-
tig om een onderscheid te maken tussen normale veroudering en
subklinische atherosclerose.
De aanwezigheid van plaques in de wand van de halsslagaders wijst
op een later stadium van vasculaire aantasting en moet worden
onderscheiden van een verdikking van het intima-mediacomplex.
Op een longitudinaal beeld van de halsslagader wordt de iMT be-
grensd door twee evenwijdige lijnen, waarvan er één het grensvlak
vormt tussen de vaatholte en de intima en de andere het grensvlak
tussen de media en de adventitia (
figuur 1a).
Er wordt gesproken van plaque bij aanwezigheid van een focale
structuur van meer dan 0,5mm dik of meer dan 50% van de aan-
grenzende iMT die uitstulpt in de vaatholte, of wanneer de iMT
een dikte bereikt van 1,5mm (
figuur 1b).
Voor een correcte meting van de iMT moet de ultrasone bundel
zo loodrecht mogelijk op de as van het bloedvat staan. De meting
moet worden uitgevoerd met een zo hoog mogelijke resolutie en
dus ultrasone emissiefrequentie (> 7MHz). Ook de beeldfrequen-
tie moet aangepast zijn (> 25Hz). De iMT wordt gemeten op de
Groupe de Réflexion consacré A à la Prévention de l'Athérothrombose
Meting van de dikte
van het intima-mediacomplex
David Vancraeynest
Dienst Cardiovasculaire pathologie, Clin Univ St-Luc, UCL, Brussel
Een meting van de dikte van het intima-mediacomplex kan bijdragen tot een verfijning van de cardiovasculaire
risico-evaluatie bij geselecteerde patiënten, in het bijzonder bij patiënten die een laag tot matig risico lopen.
Het is een onafhankelijke risicofactor voor vasculaire events, waarmee het therapeutische beleid kan worden
geoptimaliseerd.
De twee klinische scenario's
waarin een meting van de IMT
het duidelijkste voordeel zou
bieden zijn die van een patiënt
met een gemiddeld risico (10-20%
op 10 jaar) of die van een jonge
patiënt met één risicofactor,
die volgens de Framingham-score
een laag risico loopt
(< 10% op 10 jaar).
KATERn
PREVEnTiE
KATERn
PREVEnTiE