sicofactor is en meet dan ook dagelijks vele malen de bloeddruk in zijn/haar praktijk. Een bloeddrukmeting is zo frequent en `banaal' geworden dat men soms vergeet dat een goede bloeddrukmeting aan heel wat voorwaarden moet voldoen. `Een optimale aanpak van hypertensie begint namelijk ontegensprekelijk bij een accurate bloeddrukmeting,' beklemtoont dr. De Backer. `Het is zeer belang- rijk dat de bloeddruk correct wordt gemeten alvorens te kunnen spreken over hypertensie. Uit onderzoek blijkt dat slechts 30% van de metingen werkelijk accuraat zijn, terwijl men weet dat hyperten- sie een primaire risicofactor is bij 68% van de acute coronaire syn- dromen en bij 75% van de cardiovasculaire accidenten. Bovendien is hypertensie één van de meest modifieerbare risicofactoren bij tal van cardiovasculaire aandoeningen. De arts beschikt heden ten dage over voldoende efficiënte middelen om hypertensie te behandelen.' door het bloed wordt uitgeoefend op de arteriële wand. De de- finitie van hypertensie stelt dat hypertensie een persisterende verhoging van hetzij de diastolische, hetzij de systolische bloed- druk is. Hierbij maakt men onderscheid tussen essentiële primaire hypertensie waarbij de verhoogde bloeddruk geen identificeer- bare oorzaak heeft (dit zijn de meeste gevallen van hypertensie) en secundaire hypertensie waarbij de verhoogde bloeddruk een gekende oorzaak heeft. druk en de fysiologische kennis ervan helpt om te weten waar men kan ingrijpen om de bloeddruk te normaliseren: hartfrequentie druk is functie van het hartdebiet (CO) en de perifere weerstand (R) (BD = CO x R), terwijl het hartdebiet (CO) afhangt van de hart frequentie (HR) en het slagvolume SV (CO = HR x SV). Het slagvolume is dan weer afhankelijk van de grootte van de lin- kerventrikel en de samentrekking van de myocardiale spiervezels. De eerste stap bij de diagnostische evaluatie van hypertensie is zoals gezegd het correct meten van de bloeddruk. Hierna volgt als tweede stap het opsporen van potentiële secundaire oorzaken van de arteriële hypertensie. Stap drie is de bepaling van het globale cardiovasculaire risico. Merk op dat één bloeddrukmeting eigen- lijk niets zegt. Bovendien dient men rekening te houden met de medische voorgeschiedenis, terwijl ook een goed klinisch onder- zoek en bepaalde laboratoriumtests noodzakelijk zijn. ties vertoont gedurende de dag en tussen de dagen, maanden kelijk van de plaats en het type van meting. in de praktijk of het ziekenhuis (ook de klinische bloeddruk genaamd), de bloeddruk- meting buiten het kabinet (door de patiënt zelf met de gestandaardiseerde thuisbloed- voor hypertensie zijn enigszins verschillend in functie van de plaats waar de bloeddruk wordt gemeten. Wanneer de office-BD 140/90mmHg bedraagt, spreekt men van hypertensie. Bij een 24-uurs ambulante bloeddrukmeting liggen de drempelwaarden lager, namelijk 125-30mmHg voor de systolische en 80mmHg voor de diastolische BD. Let ook op de nachtelijke dipping ( drukwaarden. (Mc Alister et al. BMJ 2001;322:908) hart hart |