background image
MEDI-
SfEEr
396
53
29 juni 2012
MEDI-
SfEEr
396
53
29 juni 2012
KATERn
PREVEnTiE
Slechts één op drie metingen accuraat!
Elke arts weet dat hypertensie een belangrijke cardiovasculaire ri-
sicofactor is en meet dan ook dagelijks vele malen de bloeddruk in
zijn/haar praktijk. Een bloeddrukmeting is zo frequent en `banaal'
geworden dat men soms vergeet dat een goede bloeddrukmeting
aan heel wat voorwaarden moet voldoen. `Een optimale aanpak
van hypertensie begint namelijk ontegensprekelijk bij een accurate
bloeddrukmeting
,' beklemtoont dr. De Backer. `Het is zeer belang-
rijk dat de bloeddruk correct wordt gemeten alvorens te kunnen
spreken over hypertensie. Uit onderzoek blijkt dat slechts 30% van
de metingen werkelijk accuraat zijn, terwijl men weet dat hyperten-
sie een primaire risicofactor is bij 68% van de acute coronaire syn-
dromen en bij 75% van de cardiovasculaire accidenten. Bovendien
is hypertensie één van de meest modifieerbare risicofactoren bij tal
van cardiovasculaire aandoeningen. De arts beschikt heden ten dage
over voldoende efficiënte middelen om hypertensie te behandelen.
'
Hemodynamische parameters als
aangrijpingspunt voor de antihypertensieve
behandeling
Bij een bloeddrukmeting wordt in feite de kracht gemeten die
door het bloed wordt uitgeoefend op de arteriële wand. De de-
finitie van hypertensie stelt dat hypertensie een persisterende
verhoging van hetzij de diastolische, hetzij de systolische bloed-
druk is. Hierbij maakt men onderscheid tussen essentiële primaire
hypertensie waarbij de verhoogde bloeddruk geen identificeer-
bare oorzaak heeft (dit zijn de meeste gevallen van hypertensie)
en secundaire hypertensie waarbij de verhoogde bloeddruk een
gekende oorzaak heeft.
Drie hemodynamische elementen zijn belangrijk voor de bloed-
druk en de fysiologische kennis ervan helpt om te weten waar men
kan ingrijpen om de bloeddruk te normaliseren: hartfrequentie
(HR), slagvolume (SV) en perifere weerstand (R). De bloed-
druk is functie van het hartdebiet (CO) en de perifere weerstand
(R) (BD = CO x R), terwijl het hartdebiet (CO) afhangt van de
hart frequentie (HR) en het slagvolume SV (CO = HR x SV).
Het slagvolume is dan weer afhankelijk van de grootte van de lin-
kerventrikel en de samentrekking van de myocardiale spiervezels.
De eerste stap bij de diagnostische evaluatie van hypertensie is
zoals gezegd het correct meten van de bloeddruk. Hierna volgt als
tweede stap het opsporen van potentiële secundaire oorzaken van
de arteriële hypertensie. Stap drie is de bepaling van het globale
cardiovasculaire risico. Merk op dat één bloeddrukmeting eigen-
lijk niets zegt. Bovendien dient men rekening te houden met de
medische voorgeschiedenis, terwijl ook een goed klinisch onder-
zoek en bepaalde laboratoriumtests noodzakelijk zijn.
Variaties van de bloeddruk
Een belangrijk aspect is dat de bloeddruk grote spontane varia-
ties vertoont gedurende de dag en tussen de dagen, maanden
Tabel 1: Bloeddrukdrempelwaarden (mmHg) voor de definitie van hypertensie afhan-
kelijk van de plaats en het type van meting.
Drempelwaarden afhankelijk van waar de bloeddruk
wordt gemeten
B
ij de bloeddrukmeting maakt men onderscheid tussen de `office'bloeddruk, gemeten
in de praktijk of het ziekenhuis (ook de klinische bloeddruk genaamd), de bloeddruk-
meting buiten het kabinet (door de patiënt zelf met de gestandaardiseerde thuisbloed-
drukmeting) en de ambulante 24-uurs-bloeddrukmonitoring (ABPM). De drempelwaarden
voor hypertensie zijn enigszins verschillend in functie van de plaats waar de bloeddruk wordt
gemeten. Wanneer de office-BD 140/90mmHg bedraagt, spreekt men van hypertensie. Bij een
24-uurs ambulante bloeddrukmeting liggen de drempelwaarden lager, namelijk 125-30mmHg
voor de systolische en 80mmHg voor de diastolische BD. Let ook op de nachtelijke dipping
(
Tabel 1). Wanneer de patiënt de bloeddruk zelf thuis meet, zijn de drempelwaarden voor
hypertensie 130-135 en 85mmHg.
Systolische BD
Diastolische BD
Office (kabinet) of klinische bloeddruk
140
90
24-uurs-ABPM
125-30
80
Dag
130-35
85
nacht
120
70
BD-meting thuis
130-135
85
Tabel 2: Impact van fouten van de meettechniek op de bloed-
drukwaarden. (Mc Alister et al. BMJ 2001;322:908)
factor
Systolische BD
Diastolische BD
Spreken
é
17mmHg
é
13 mmHg
Blootstelling aan koude é 11 mmHg
é
8 mmHg
inname van alcohol
é
8 mmHg
é
8 mmHg
Staan
Geen impact
ê
2-5 mmHg
Armpositie boven het
hart
ê
8mmHg/10cm ê 8mmHg/10cm
Armpositie onder het
hart
é
8mmHg/10cm é 8mmHg/10cm
Arm niet ondersteund
é
2 mmHg
é
2 mmHg
Te kleine manchet
ê
3 mmHg
é
8 mmHg
KATERn
PREVEnTiE