stasen is groot, met chemotherapie (fluoropyrimidines, oxaliplatine, irinotecan), chirurgie en biologische mid- komst aflibercept en regorafenib). Maar de vraag blijft wel hoe de behandeling te starten? Welke strategie moeten we daarvoor toepas- sen? En wat is de behandeling voor levermetastasen? Terwijl we in de tweede lijn moeten bepalen of we moeten veranderen van che- motherapie en/of biologisch middel, zonder de locoregionale behan- delingen in de derde lijn te vergeten", verklaart Eric Van Cutsem. we de niet-reseceerbare tumoren opsporen waarvoor een neoad- juvante chemotherapie gerechtvaardigd is of een inductiebehan- deling gevolgd door een operatie bij respons op de behandeling (concept van conversie) van de reseceerbare tumoren waarvoor we een neoadjuvante en/of adjuvante chemotherapie moeten voorstellen. ker metastasen, waarvan 30-35% alleen op het niveau van de le- ver. Van die patiënten zijn er 10-20% van in het begin kandidaat voor een curatieve operatie, met een genezingsgraad van 20-30% en een overleving op 5 jaar van om en bij de 40%. Toch hervalt 70-80% van de patiënten binnen de twee jaar (2). Voor de 80- 90% oorspronkelijk niet-reseceerbare tumoren is het doel van de behandeling om op termijn de resectie ervan mogelijk te maken. Daarom moeten we een behandeling kiezen die de hoogst moge- lijke response rate verzekert met een zo zwak mogelijke toxiciteit. "Want, zo herhaalt prof. Van Cutsem, de overleving op lange termijn van de tumoren die opnieuw reseceerbaar worden, is bijna gelijk aan die van patiënten met een tumor die meteen kan wor- den weggenomen." De therapeutische beslissing mag echter alleen worden genomen in een multidisciplinair team. Het advies van na de chemotherapie, want de resectiegraad is hoger als de res- ponsgraad groter is (3). FOLFiRi en FOLFOX even efficiënt blijken te zijn (4), dat de drievoudige combinatie FOLFOXiRi van zijn kant efficiënter lijkt te zijn dan FOLFiRi (responsgraad gelijk aan 60% versus 34% onder FOLFiRi, en de resectiegraad 36% versus 12%) (5). Dit werd niet bewezen in een Griekse studie (6), ondanks het feit dat verschillende studies van fase 2 bemoedigende resultaten lie- ten optekenen. Dan blijft er nog de mogelijkheid om FOLFOX of FOLFiRi te combineren met cetuximab (voor niet-gemuteerde KRAS-tumoren), met bevacizumab of een ander biologisch middel. klassieke chemotherapie toelaat om 7,0% van de patiënten `klaar te krijgen' voor een resectie van de metastasen. Dat cijfer stijgt tot 15,2% als we focussen op de subgroep van patiënten die al- leen levermetastasen hebben (7). Dat werd bevestigd in de studie nO16966 waarin bevacizumab in de eerste lijn werd toegediend met XELOX of FOLFOX4 (8), waardoor de progressievrije over- leving kon stijgen van 8,0 naar 9,4 maanden (p = 0,023) en in de studie AVF2107, waarin, in combinatie met het iFL-schema, de progressievrije overleving onder bevacizumab toenam van 6,2 tot 10,6 maanden (p = 0,001) (9). CRYSTAL-studie waarin de regressiegraad van de niet-gemuteer- de KRAS-tumoren hoger lag dan 13,0% in de groep met cetuxi- mab (10) met een response rate van 70,6% en een resectiegraad |