background image
De Specialistenkrant
12-3
4 juli 2012
www.jds-sk.be/nl
I
23
I
23
het cardiovasculair systeem, maar ook voor
de verbetering van de bloedsuikercontrole en
de preventie van diabetes type 2.
Bij patiënten onder insuline of insuline-secr-
etagogen zoals sulfamiden of gliniden wordt
de bloedsuiker van het capillair bloed gecon-
troleerd vóór de fysieke activiteit en 4 tot
6 uur na elke sessie. Is de bloedsuikerspiegel
vóór de fysieke activiteit hoger dan 250mg/
dl (13,9mmol/L), moet met behulp van een
strip ketonurie worden opgespoord. Is er
geen ketose aanwezig bij een asymptoma-
tische en correct gehydrateerde patiënt,
mag de fysieke activiteit plaatsvinden maar
wordt aanbevolen om de bloedsuiker van
het capillair bloed tijdens de sessie om het
uur te meten.
Nutritionele behandeling
Tijdens de hospitalisatie op de afdeling car-
diologie is de hoeveelheid koolhydraten in
het dagelijkse dieet identiek met wat wordt
aanbevolen voor niet-diabetische patiënten,
namelijk minstens 150g/d. Tijdens hun ver-
blijf op deze afdeling moeten diabetespatiën-
ten drie maaltijden per dag krijgen, behalve
uiteraard als een procedure is gepland die
nuchter moet worden ondergaan. Onnodig
vasten wordt afgeraden. Voedingsmiddelen
met een lage glykemische index genieten de
voorkeur boven deze met een hoge glykemi-
sche index. Sacharose moet in het algemeen
worden vermeden. Bij hypoglykemische pa-
tiënten wordt ze in ieder geval niet aanbe-
volen tussen de maaltijden. Als de patiënt
tijdens een maaltijd sacharose wenst, moet
rekening worden gehouden met de verbruikte
hoeveelheid en moet de sacharose een
equivalente dosis koolhydraten vervangen.
Na de hospitalisatie gelden dezelfde aanbe-
velingen als voor niet-diabetische patiënten
en zijn ze gericht op cardiovasculaire preven-
tie. Het verbruik van verzadigde vetten moet
minder dan 10% bedragen, of zelfs minder
dan 7%, van de totale energie-inname. Trans-
vetzuren moeten worden vermeden, om
plaats te maken voor een mediterraan dieet
met veel fruit, groenten en monoverzadigde
vetzuren. Tot slot pleit de werkgroep voor een
dieetconsultatie voor alle patiënten die acuut
coronair syndroom hebben gehad.
Philippe Mauclet, naar een
uiteenzetting van Bruno Vergès (Dijon,
Frankrijk), Nice, maart 2012
Dit is een congresverslag waarmee we meer informatie
willen verstrekken over het onderzoek. Het is mogelijk dat
de gerapporteerde gegevens niet zijn gevalideerd door de
bevoegde Belgische instanties.
Referentie
1. Vergès B, et al. Consensus statement on the care
of the hyperglycaemic/diabetic patient duraing
and in the immédiate follow-up of acute coronary
syndrome. Diabetes Metabolism 2012;38:113-271.
Tabel 2: Aanpassing van het basale insulinedebiet volgens de bloedsuikerwaarde
van het capillair bloed.
Bloedsuikerwaarde
Insulinedosis
Insulinedosis ouder dan 75 jaar
Minder dan 0,8g/L
(4,4mmol/L)
stopzetting insuline
stopzetting insuline
0,8­1,4g/L
(4,4­7,8mmol/L)
verlaging met 0,5U/h stopzetting insuline
1,4­1,8g/l
(7,8­10mmol/L)
ongewijzigd
ongewijzigd
1,8­3 g/l
(10­16,6mmol/L)
verhoging met 1U/h
verhoging met 0,5U/h
meer dan 3g/L
(meer dan 16,6mmol/L)
verhoging met 1,5U/h verhoging met 1U/h
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS
ORC219N
FARMA FORUM
EULAR, BERLIN, 6-9 JUNE 2012
ADACTA-studie en reumatoïde artritis
Het interesse voor interleukine-6-receptor antagonist tocilizumab
Patricia Arnouts
Tijdens het laatste congres van
de EULAR (European League
Against Rheumatism
) in Berlijn
werden voor het eerst resulta-
ten voorgesteld van klinische
studies die biologicals
onderling
vergeleken bij de behandeling
van reumatoïde artritis. Die bio-
logicals
kunnen gebruikt worden
wanneer klassieke behandelin-
gen (bijvoorbeeld methotrexaat)
onvoldoende doeltreffend zijn
of slecht verdragen worden. De
eerst beschikbare biologicals
waren TNF-remmers. Nadien
deden ook geneesmiddelen met
een ander werkingsmechanisme
hun intrede, zoals tocilizumab,
een monoklonaal antilichaam
gericht tegen de interleukine
6-receptor. In de ADACTA-studie
is tocilizumab nu vergeleken met
de TNF-remmer adalimumab in
monotherapie voor patiënten
met reumatoïde artritis.
Studieprotocol
De ADACTA-studie was een gerandomiseerde,
multicentrische en dubbelblinde studie die
werd uitgevoerd bij patiënten met actieve
reumatoïde artritis die al minstens zes maan-
den aan de ziekte leden. De deelnemende 325
patiënten verdroegen een behandeling met
methotrexaat niet of kwamen niet in aanmer-
king voor een aanhoudende behandeling met
methotrexaat.
In de studie konden de patiënten om de
vier weken 8mg/kg tocilizumab intraveneus
krijgen (met placebo voor adalimumab) of om
de twee weken 40mg adalimumab subcutaan
(met placebo voor tocilizumab). De behande-
ling duurde 24 weken. Indien de studiebehan-
deling niet het gewenste resultaat opleverde,
kon er vanaf 16 weken overgeschakeld
worden naar een wekelijkse subcutane be-
handeling met adalimumab plus placebo. Dit
was het geval voor tien patiënten uit de groep
met adalimumab en zeven patiënten uit de
groep met tocilizumab.
Het primaire eindpunt van de studie was de
gemiddelde verandering van de ziekteac-
tiviteit vergeleken met de ziekteactiviteit
bij aanvang, vastgesteld met behulp van de
DAS28-score.
Resultaten
De patiënten uit beide studiearmen waren
vergelijkbaar qua leeftijd, ziekteduur en ge-
middelde ziekteactiviteit.
Na 24 weken was de gemiddelde verandering
van de ziekteactiviteit significant groter in de
studiearm met tocilizumab dan in de studie-
arm met adalimumab; die bedroeg respectie-
velijk -3,3 en -1,8 (p < 0,0001). Numerieke
verschillen tussen de twee groepen werden
al na acht weken behandelen zichtbaar. Nog
significante verschillen in het voordeel van to-
cilizumab vielen op te tekenen met betrekking
tot de remissiepercentages (39,9% en 10,5%),
de lage ziekteactiviteit en een respons van 20,
50 en 70 procent volgens de criteria van het
American College of Rheumatology (Tabel).
Wat veiligheid betreft, was de incidentie van
bijwerkingen vergelijkbaar tussen de twee
groepen. Ernstige bijwerkingen deden zich
respectievelijk bij 11,7 en 9,9 procent voor.
Ernstige infecties werden bij 3,1 procent
gezien in beide groepen. Afwijkingen van
labtesten (bv. transaminasen en LDL) kwamen
in de twee groepen voor, iets frequenter in de
groep met tocilizumab.
Conclusie
Uit de resultaten van de ADACTA-studie blijkt
dat monotherapie met de interleukine 6-rem-
mer tocilizumab de ziekteactiviteit duidelijk
sterker onderdrukt dan monotherapie met de
TNF-remmer adalimumab bij patiënten met
reumatoïde artritis die niet in aanmerking
komen voor een onderhoudsbehandeling met
methotrexaat.
Referentie
Emery P, van Vollenhoven R, Dikranian A, et al. Tocilizumab
(TCZ) monotherapy is superior to Adalimumab (ADA)
monotherapy in reducing disease activity in patients with
rheumatoid arthritis (RA): 24-week data from the phase 4
adacta trial. EULAR 2012. Late breaking abstract 0004.
Tabel: Geselecteerde eindpunten voor doeltreffendheid na 24 weken behandelen
in ADACTA-studie (intent-to-treat-analyse).
Tocilizumab
(n = 163)
Adalimumab
(n = 162)
p-waarde
Primair eindpunt:
Verandering van DAS28
-3,3
-1,8
< 0,0001
DAS28-remissie, %
39,9
10,5
< 0,0001
Lage ziekteactiviteit op
DAS28, %
51,5
19,8
< 0,0001
ACR20-respons, %
65,0
49,4
< 0,01
ACR50-respons, %
47,2
27,8
< 0,01
ACR70-respons, %
32,5
17,9
< 0,01