background image
Percentiel
|
Vol 16
|
nr 5
|
2011
1 dosis
per week
tijdens de blootstellingsperiode aan
griep kan de intensiteit van de symptomen verminderen
griepachtige symptomen?
Voor de HELE
FAMILIE!
glucose-galactose malabsorptie of sucrase-isomaltase insufficiëntie.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen
van interactie: Niet van toepassing.
4.6 Zwangerschap en borstvoeding: Niet van toepassing.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om
machines te bedienen: Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen: Niet van toepassing.
4.9 Overdosering: Niet van toepassing.
5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Het gebruik van dit geneesmiddel berust op het traditioneel
homeopathisch gebruik van zijn bestanddeel. Volgens de
geleverde gegevens verkort de inname van Oscillococcinum
de duur van de griepsymptomen en kan een wekelijks gebruik
tijdens de blootstellingsperiode aan griep de intensiteit van de
symptomen verminderen.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen: Niet van toepassing.
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek: Niet van
toepassing.
6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen: Sacharose, Lactose
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid: Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid: 5 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren: Geen speciale
voorzorgsmaatregelen bij het bewaren.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking. Buisje van polypropyleen
met een dop van polyethyleen. Doos van 6 of 30 dosissen van 1 g.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen: Geen
bijzondere vereisten.
7. HOUDER: UNDA N.V. Carlistraat, 5 B-1140 Brussel België
8. NOTIFICATIENUMMERS: 341 CH 342 F1 (doos met 30 dosissen) 341
CH 344 F1 (doos met 6 dosissen)
9. NOTIFICATIEDATUM: 22/12/2003
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 10/11/2009 Vrije aflevering
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: OSCILLOCOCCINUM®, globulen
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Voor 1 dosis
van 1 g globulen: Anas barbariae hepatis et cordis extractum 200K
0,01 ml. Hulpstoffen: sacharose, lactose.
Voor een volledige lijst van de hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM: Globulen
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Homeopathisch geneesmiddel dat traditioneel gebruikt wordt bij
de behandeling van grieptoestanden: rillingen, spierpijn, koorts,
hoofdpijn.
OSCILLOCOCCINUM verkort de duur van de griepsymptomen. Tijdens
de blootstellingsperiode aan griep kan een wekelijks gebruik de
intensiteit van deze symptomen verminderen.
4.2 Dosering en wijze van toediening: Oraal gebruik.
Volwassenen en kinderen: De dosering varieert naargelang van het
moment waarop men begint:
- tijdens de blootstellingsperiode aan griep: 1 dosis per week.
- beginnende grieptoestand: zo vroeg mogelijk 1 dosis, eventueel 2
tot 3 keer herhalen met een interval van 6 uur.
- uitgebroken griep: `s morgens en `s avonds 1 dosis gedurende 1
tot 3 dagen.
Het geneesmiddel moet ten minste 15 minuten vóór of 1 uur na de
maaltijd worden ingenomen.
Plaats alle globulen van het buisje onder de tong en laat ze oplossen.
Voor kinderen jonger dan 1 jaar moeten de globulen vooraf in water
worden opgelost.
4.3 Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame
bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.
Samenvatting van de productkenmerken
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Door de aanwezigheid van lactose mag het geneesmiddel niet
worden toegediend aan patiënten die lijden aan zeldzame erfelijke
galactose-intolerantie, Lapp lactose-tekort of aan het glucose-
galactose malabsorptie syndroom.Door de aanwezigheid van
sacharose mag het geneesmiddel niet worden toegediend aan
patiënten die lijden aan zeldzame erfelijke fructose-intolerantie,
6 dosissen: PP. 10,20
30 dosissen:
PP. 29,50
Pub Prof Med oscillo A4 2011 bil.indd 1
31/08/2011 7:22:26
133
P0900
n
_2011
Herstelling van een jong hart:
het parcours van een vechter
Catherine Barrea
Eenheid voor Kindercardiologie en eenheid voor Foetale Geneeskunde, Clin Univ St-Luc, UCL, Brussel
d o s s i e r : p r e n a t a l e d i a g n o s t i e K
Een zeer uitgebreid onderwerp. Laten we beginnen met enkele voorbeelden van aangeboren hart-
aandoeningen, die op verschillende tijdstippen in het leven worden behandeld (foetus, pasgeborene, kind
en meer dere operaties) met allerhande chirurgische technieken. Dat kan gaan om min of meer definitieve
technieken (curatieve versus palliatieve chirurgie) of om min of meer bewezen technieken (nog experimentele
chirurgie versus beproefde chirurgie).
We bespreken de volgende aspecten: `experimentele' foetale chirurgie voor aortastenose, `curatieve' neonatale
chirurgie voor transpositie van de grote vagen (TGV), `curatieve' chirurgie bij zuigelingen voor een gewone
tetralogie van Fallot (TOF), herhaalde curatieve (?) chirurgie voor complexe TOF, herhaalde palliatieve chirur-
gie voor een univentriculair hart en tot slot enkele lopende acties in verband met de rol van het gezin (hier
`familiale chirurgie' genoemd).
We zullen het ook hebben over de prenatale diagnose met alle desbetreffende pluspunten en moeilijkheden,
onder meer voor de diagnose en de prognose op min of meer lange termijn.
K E Y WO R D S:
ggoLfb 2010 ­
congenital heart defect ­
ultrasonography ­
fetal surgery ­
neonatal surgery ­
repeated surgery
Kritieke aortastenose
en foetale behandeling
sinds Fred winsberg, een canadese radioloog, de eerste beelden van
het foetale hart heeft getoond, werd een lange weg afgelegd. in de
eerste studies van foetale cardiologie werd het normale foetale hart
beschreven. daarna werden de verschillende aangeboren hartaan
doeningen besproken. op het einde van de XXe eeuw werd vooral het
natuurlijke verloop van de hartziekten geobserveerd. doorgaans blijkt
het hartlijden in utero te verergeren. vanaf het begin van de XXie eeuw
ontstond het idee om het natuurlijke verloop van hartaandoeningen te
wijzigen door een foetale hartoperatie.
in de jaren negentig werd bijvoorbeeld vastgesteld dat een ernstige
aortastenose (as) met een aanvankelijk gedilateerd linkerventrikel
(lv) kon evolueren naar een relatieve hypoplasie van het linkerhart
bij de geboorte met een noodzaak tot univentriculaire behandeling (1,
2). daarna zijn er enkele pogingen geweest tot dilatatie van de aorta
klep in utero in de hoop het natuurlijke verloop van die aandoening te
wijzigen en evolutie naar hypoplasie van het linkerhart te voorkomen
(36). het natuurlijke verloop van een aortastenose bij de foetus werd
daarna opnieuw onderzocht door de groep van boston (7). in die stu
die werd bevestigd dat een aortastenose die wordt gediagnosticeerd
voor een zwangerschapsleeftijd van 30 weken met een op dat ogenblik
nog normale lengte van het lv, in ongeveer drie kwart van de gevallen
evolueert naar een hypoplasie van het linkerhart. risicofactoren voor
evolutie naar hypoplasie van het linkerhart bij een aortastenose in utero
waren: een matige disfunctie van het lv, een omgekeerde stroom in de
distale aortaboog en het foramen ovale en een monofasische flow door
de mitralisklep bij doppleronderzoek.
volgens een recente mondelinge presentatie van wayne tworetzky
in chicago (sMFM 2010) werd in boston een foetale plastiek van de
aortaklep geprobeerd bij 75 foetussen. in 60 gevallen (80%) werd de
ingreep succesvol afgerond (een duidelijke stroom door de aortaklep
op het einde van de ingreep). 51 van die 60 foetussen zijn levend gebo
ren en bij 23 (38%) werd een biventriculaire circulatie verkregen (tegen
26% bij een natuurlijke evolutie) (7). in 10% van de gevallen mondde
de techniek uit in het overlijden van de foetus in utero of een vroegge
boorte. er hebben zich geen complicaties bij de moeder voorgedaan. de
ingreep blijft nooit beperkt tot een dilatatie van de aortaklep in utero.
alle patiëntjes bij wie de aortaklep voor de geboorte kon worden gedi
lateerd, hadden na de geboorte nog meerdere ingrepen nodig (nieuwe
dilatatie van de aortaklep, behandeling van coarctatio aortae, mitralis
klepplastiek, resectie van fibroelastose...). bij het onderzoek op het
gebied van intrauteriene plastiek van de aortaklep, wordt gezocht naar
betere selectiecriteria om het percentage biventriculaire aanpak na de
geboorte te verhogen (8). ook wordt geprobeerd om de technieken zelf
te verbeteren en de postnatale ontwikkeling beter te onderzoeken, niet
alleen die van het lv, maar ook die van de longen en de neurologische
ontwikkeling van die kinderen...