background image
Percentiel
|
Vol 16
|
nr 5
|
2011
154
volledig enterale voeding (Figuur 2) wordt gemiddeld bereikt na 34,5
dagen postnatale leeftijd in de meest immature groep en is progressief
korter bij meer mature kinderen (respectievelijk 26,5, 16 en 10 dagen).
wanneer dit berekend wordt aan de hand van de gecorrigeerde post
menstruele leeftijd is dit 31,3, 32,4, 33,2 en 34,5 dagen voor de opeen
volgende leeftijdscategorieën. vervolgens kan er overgegaan worden
op volledig orale voeding, waarbij sondevoeding afgebouwd kan wor
den.
de meest immature groep drinkt gemiddeld volledig oraal vanaf de
postnatale leeftijd van 82 dagen. dit is 58,5, 34,5 en 22 dagen pnl in de
progressief meer mature geboortecohorten. tussen de meest immature
groep en de meest mature groep is er een tijdsverschil van ongeveer 60
dagen, equivalent aan 8 weken, wat ook ongeveer het postmenstruele
leeftijdsverschil is tussen beide groepen. de gemiddelde postmen
struele leeftijd bij volledig orale voeding voor de opéénvolgende groepen
is dan ook 37, 37, 36 en 36 weken pMl (Figuur 2).
Indicatoren van verpleegkundige/
oudergerelateerde zorg
om de hechting tussen ouders en kind te stimuleren wordt kangoe
roezorg aangeboden. het moment waarop dit voor het eerst gebeurt, is
afhankelijk van de medische toestand van het kind. volgens de genoteer
de gegevens blijkt dat de eerste keer kangoeroezorg lang op zich laat
wachten. zo liggen prematuren uit de twee meest mature cohorten (30
34 weken) pas na 45 dagen op de borst van één van de ouders, bij de
meer immature kinderen is dit (pas) na 17 (2427 weken) en 10,5 (2829
weken) dagen pnl. de eerste verzorging is voor ouders ook een mijlpaal
in de zelfstandige zorg voor het kind. voor de categorieën gebeurt dit
achtereenvolgens na 20,5, 15,7 en 7 dagen.
de gemiddelde verblijfsduur in een incubator daalt progressief met
oplopende geboorteleeftijd: 79,5, 49,5, 30 en 14 dagen. bekeken op ba
sis van postmenstruele leeftijd, is dit 38, 36, 35 en 35 weken pMl. ten
slotte is ook het eerste babybadje voor ouders een belangrijk moment.
voorafgaand aan het eerste badje krijgen ouders een demonstratie
badje. dit vindt plaats als het kind niet meer in een incubator ligt en zijn
temperatuur stabiel kan houden. zoals eerder aangehaald bij de ver
blijfsduur in de incubator krijgen de jongere categorieën na een hogere
pnl een eerste badje door ouders. zo wassen ouders van categorie 1
na 85 dagen voor het eerst hun kindje en ouders van categorie 2 na 55
dagen. in categorie 3 en 4 vindt het eerste badje door de ouders plaats
na 38 en 20 dagen.
Discussie
op basis van een retrospectieve dossierstudie bij 80 preterm geboren
kinderen, beschreven we mijlpalen voor wat betreft respiratoire stabili
teit, enterale tolerantie en indicatoren van ouderparticipatie. doorheen
de bekomen resultaten merken we hierbij vaak verschillende trends in
dien deze mijlpalen beschreven worden op basis van ofwel postnatale,
ofwel postmenstruele leeftijd.
voor wat betreft respiratoire ziekte, is het zo dat extreem preterm ge
boren kinderen ­ ook na correctie voor postmenstruele leeftijd ­ nog
steeds een significant langere periode extra zuurstof nodig blijken te
hebben. daar waar ventilatie en respiratoire ondersteuning respectie
velijk op gemiddeld op 2931 en 3132 weken postmenstruele leeftijd
kunnen gestaakt worden los van de zwangerschapsleeftijd bij de ge
boorte, blijkt zuurstof klinisch relevant langer (+ 4 tot 5 weken) noodza
kelijk bij de meest immature groep. omgekeerd merken we voor wat
betreft enterale tolerantie dat na correctie voor postmenstruele leeftijd,
de meest immature kinderen relatief gezien vroeger volledig enterale
voeding verdragen. orale voeding, als weergave van psychomotore rij
ping van de zuig en slikreflex, wordt dan weer gemiddeld bereikt op de
postmenstruele leeftijd van 3637 weken, onafhankelijk van de graad
van (extreme) prematuriteit.
deze gegevens kunnen gebruikt worden om afdelingspecifieke obser
vaties te vergelijken met andere centra als kwaliteitscontrole. het
opnieuw bereiken van het geboortegewicht (dag 1114), de duur tot
volledig enterale en de duur tot volledig orale voeding zijn vrij analoog
aan de gegevens die door de duitsoostenrijkse studie gerapporteerd
werden (9). blijkbaar houden wij veel langer pasgeborenen in een incu
bator in vergelijking met deze collega's.
de bekomen gegevens zijn zowel bruikbaar als instrument om de im
plementatie van ouderparticipatie te evalueren, als om ouders op een
uniforme wijze te informeren over het meest waarschijnlijke postnatale
verloop. het is handig om deze gegevens te verwerken in een visueel
instrument. door deze gegevens aan te bieden aan ouders kunnen zij
meer informatie winnen over de ontwikkeling van hun kind en zich een
beeld vormen over het ontwikkelingsproces dat prematuren doorlopen
(8). zo kan er emotionele en psychologische steun van hulpverleners
naar de hulpbehoevende ouders gegeven worden.
referenties
1. fenwick j, Lupton D. `They've forgotten that i'm the mum': constructing and practicing motherhood in special
care nurseries. social science & medicine 2001;53:1011-21.
2. heermann ja, wilson me, wilhelm Pa. mothers in the niCu: outsider to partner. Pediatric nursing
2005;31(3):176-81.
3. ward K. Percieved needs of parents of critically ill infants in a neonatal intensive care unit. Pediatric nursing
2001;27(3):281-6.
4.
Van Kelst L, wellens L. hoe vaders opname, verblijf en ontslag van hun baby op de niCu ervaren. Tijdschrift
voor vroedvrouwen 2007;13(3):154-61.
5. waterschoot T. hoe ervaren vaders de geboorte van hun prematuur geboren kind? een Zweeds onderzoek.
Tijdschrift voor vroedvrouwen 2004;10(1):71-4.
6. axelsson K, nyström K. mothers' experience of being separated from their newborns. journal of obstetric
gynecologic and neonatal nursing 2001;31(3):275-82.
7. berg m, hellström aL, johansson r, wigert h. mothers' experiences of having their newborn child in a neonatal
intensive care unit. scandinavian journal of Caring sciences 2006;20:35-41.
8. erlandsson K, fagerberg i. mothers' lived experiences of co-care and part-care after birth, and their strong
desire to be close to their baby. midwifery 2004;21:131-8.
9. burkhardt w, ifflaende s, reichert j, rüdiger m, wauer rr. maturational milestones of premature infants during
their niCu-career. journal of neonatal-Perinatal medicine 2009;2(3):219-20.