medische noch familiale voorgeschiedenis. er zijn 2 spontane miskramen op een zwangerschapsduur van 7 en 10 weken, zonder hartactiviteit. zij heeft één gezonde zoon van 2 jaar. er is geen consanguïniteit. tijdens deze zwangerschap toont de gecombineerde eerstetrimesterscreening een laag risico (< 1/10.000) voor syndroom van down en trisomie 18. de nekplooimeting bedraagt 1,3mm. de zwangerschap wordt verwikkeld door een cMv seroconversie in het eerste trimester (positieve igM en iggantistoffen met een lage aviditeit van 29%), waarvoor een vruchtwa terpunctie wordt uitgevoerd na een normale expertiseechografie in de 21ste followup wordt op 25 weken zwangerschapsduur tijdens de toevallige echografische controle een abnormale massa vastgesteld t.h.v. de hals regio (Figuren 1 en 2). een herevaluatie gebeurt op de dienst prenatale diagnose waar een cystisch lymfangioma van de hals vastgesteld wordt. anterieur. de massa heeft verder een multicystisch aspect zonder duide lijke flow en heeft een grootte van ongeveer 6 op 6cm. het cystisch lym fangioma bevindt zich vooral uitwendig en echografisch kan geen duide lijke interne component aangetoond worden. de psv van de arteria cere- bri media is normaal waardoor we geen argumenten hebben voor anemie. ken 3/7, bevestigt een multiloculair cystisch letsel posterieur in de halsstreek, die naar anterolateraal uitbreidt. differentiaaldiagnostisch wordt gedacht aan een cystisch lymfangioma of een cystisch teratoma. een Mri heeft een toegevoegde waarde om mogelijke interne com ponenten van het letsel beter te kunnen opsporen. het totale volume van het letsel kan accurater beoordeeld worden op Mri, aangezien 3d volumes hier eenvoudiger kunnen berekend worden. tweewekelijkse echografie toont slechts een lichte groei van het letsel, alsook een nor male foetale biometrie met een normale hoeveelheid vruchtwater. er is op geen enkel moment ontwikkeling van foetale anemie. _2011 mata kunnen prenataal echografisch gediagnosticeerd worden. Indeling gebeurt volgens lokalisatie en al dan niet aanwezige septaties. De prognose is afhankelijk van de zwangerschapsduur bij diagnose, een al dan niet afwijkend foetaal karyotype, de grootte van het lymfangioma en al dan niet infiltratie in de aanliggende weef- sels. Bij prenataal vermoeden van een luchtwegobstructie is een accurate prenatale evaluatie van de luchtweg onontbeerlijk. De partus gebeurt best via een electieve sectio, dit om schouderdystocie te vermijden. Neonataal dient sclerotherapie met Picibanil OK 432 overwogen te worden, met in tweede tijd heelkundige resectie. Deze casus beschrijft de prenatale diagnose en follow-up van een euploïde foetus met een groot cervicaal lym- fangioma, gediagnosticeerd op een zwangerschapsduur van 25 weken. De partus verloopt via electieve sectio. Neonataal is de luchtweg vrij. Op de leeftijd van 2 maanden veroorzaakt het lymfangioma echter een mild obstructieve ademhaling. Er wordt initieel een sclerotherapie uitgevoerd met als doel een lokaal inflammatoire reactie te veroorzaken en vervolgens regressie van de cyste. Omwille van onvoldoende resultaat wordt in een tweede tijd een radicale, heelkundige resectie uitgevoerd van het lymfangioma. |