slechts een beperkte volumetoename van de externe cystische massa. wel wordt nu een inwendige uitloper, anterieur van de cervicale wer velzuil, weerhouden. hierdoor wordt de kans op luchtwegobstructie bij de geboorte grondig overwogen (Figuren 3, 4 en 5). na multidisciplinair overleg met de radioloog, neonatoloog en het nkoteam wordt geacht dat dit geen belangrijk risico zal zijn bij de geboorte gezien de lokalisa tie van het letsel. een eXitprocedure (`ex utero intrapartum treatment') die alleen in een quaternaire setting kan gebeuren, is niet van toepas sing bij deze casus. deze patiënte heeft reeds een belangrijke klinische ontsluiting, maar het voorliggende deel is niet ingedaald. op basis van de combinatie van een imminente partus en het klinisch, echografisch vermoeden van cefalopelvische disproportie, wordt geopteerd voor een electieve sectio op 37 2/7 weken. een zoon wordt geboren met apgar score 8/9/10, een geboortegewicht van 3.620g, een lengte van 49cm en een hoofdomtrek van 35,2cm; de schoudergordel is klinisch sterk vergroot. het jongetje kent een goede start met sufficiënte ademha ling zonder obstructie. de prominente zwelling ter hoogte van de linker hals en nekregio gaat uit van het midden van het occiput tot ongeveer ventraal over de linker zijde van de hals (Figuur 6). er zijn geen andere congenitale afwijkingen zichtbaar. aanvullende onderzoeken (echo abdomen, cor, hersenen, rX van de femura en oogonderzoek) zijn nor maal. gehoortesten (algo; een aabr, Automated Auditory Brainstem Response assessment; en bera, Brainstem Evoked Response Audio- metry) tonen links een verlies van 60db. de oorzaak is vermoedelijk een functionele atresie van de linker gehoorgang, ten gevolge van een breide cystische structuur in de linker hals, uitbreidend naar de tongba sis, de uitwendige gehoorgang en het middenoor toe. de structuur lijkt niet in contact te staan met de semicirculaire kanalen. er is een normaal voorkomen van het binnenoor en vestibulair aquaduct. genetisch onder zoek toonde eerder een normale microarray. tevens worden er geen mutaties gevonden in het ptpn11gen gelegen op chromosoom 12, i.e. een mutatie die wordt gezien in 50% van de kinderen met het noonan syndroom. het jongetje verblijft gedurende enkele dagen op de nicu. de voeding stelt geen problemen. hij wordt na enkele dagen observatie naar de materniteit en vervolgens naar huis gestuurd. oorarts). na enkele weken is er klinisch een duidelijke toename van de afmetingen van de halszwelling, samengaand met een mild obstruc tieve ademhaling. twee maanden na de geboorte wordt onder alge mene anesthesie een sclerotherapie uitgevoerd met picibanil ok 432. de drie grootste en meest oppervlakkige cysten van 3 en 4cm worden onder echogeleiding aangeprikt. deze cysten bevatten eiwitrijk, citrijn kleurig vocht. cytologie van het vocht toont celrijk vocht, bestaande uit overwegend gestimuleerde lymfocyten, naast enkele monocyten en macrofagen. in elk van deze cysten wordt 5ml scleroserend vocht geïnjecteerd. er is initieel geen koorts noch zien we een biochemisch inflammatoir syndroom. na twee dagen observatie wordt het jongetje uit het ziekenhuis ontslagen, doch ontwikkelt drie weken later hoge koorts. |