van het rechterventrikel en of er geen aortainsufficiëntie optreedt als gevolg van een dilatatie van de basis van de aorta en vooral om na te gaan of de kransslagaders goed doorgankelijk zijn (1416). aantas ting van de kransslagaders geeft vaak weinig klinische symptomen en daarom is een herhaalde systematische followup gewettigd (17). het totale percentage heringreep na een arteriële switch is van de groot teorde van 10% na 10 jaar en 17% na 20 jaar (16). de meeste kinderen met een aangeboren hartaandoening die tijdens de neonatale periode worden geopereerd, hebben een normaal iq, maar ze vertonen meer aandachtsproblemen en hyperactiviteit dan de algemene bevolking (18). bestaat een toF uit een antepositie van het conale septum. die mal positie van de conus leidt tot een ventrikelseptumdefect (vsd), een overrijding van de aorta (de aorta staat dwars op de 2 ventrikels) en een musculaire stenose onder de pulmonalisklep. een toF kan ook gepaard gaan met een onvoldoende ontwikkeling van het hele longvaatstelsel. Mettertijd treedt rechterventrikelhypertrofie op. ook die misvorming kan prenataal worden gediagnosticeerd door ana lyse van de uitstroomkanalen. de antepositie van het conale septum met het daaruit voortvloeiende vsd veroorzaakt een discontinuïteit tus sen het septum en de aorta (Figuur 3). het vierkamerbeeld kan er nor maal uitzien bij een toF, maar de as van het hart is toch licht afwijkend (as > 45°). de driebloedvatencoupe kan ook informatie geven, vooral over de ontwikkeling van de truncus pulmonalis en de twee longslag aders. zo kan ook de zin van de bloedstroom in de ductus arteriosus worden beoordeeld. bij een omgekeerde stroom in de ductus arteriosus zal de longcirculatie na de geboorte afhankelijk zijn van een open ductus arteriosus. prognose zal dan ook verschillen naargelang de situatie. het is niet altijd gemakkelijk om de postnatale evolutie te voorspellen op grond van de prenatale of zelfs neonatale diagnose. een followup tijdens de zwangerschap en na de geboorte is absoluut noodzakelijk omdat ook een toF mettertijd kan verergeren (19). een gewone toF wordt doorgaans gecorrigeerd rond de leeftijd van 6 maanden. de operatie bestaat uit sluiting van het vsd, resectie van het hypertrofische spierweefsel onder de pulmonalisklep en een verbreding van de longslagader indien nodig. in geval van een vroeg en belangrijk obstakel van de longslagader en dus een significante stenose, wordt eerst een palliatieve chirurgie uitgevoerd (bv. blalockoperatie met inter positie van een shunt tussen de aorta en de longslagader). daarna wordt een correctie overwogen. een toF kan ook veel complexer en ernstiger zijn. in dat geval zijn meerdere heelkundige interventies en katheterisa ties vereist om de ontwikkeling van de longslagaders te beïnvloeden. in extreme gevallen is een volledige correctie niet mogelijk. vrij veel patiënten met een toF moeten opnieuw worden geopereerd. volgens hickey et al (20) moet 50% van de patiënten met een toF opnieuw worden geopereerd rond de leeftijd van 30 jaar, vaak om de pulmonalisklep te vervangen. in tegenstelling tot een tgv gaat een toF vaak samen met chromoso male en/of extracardiale afwijkingen, die ook significante invloed uit oefenen op de prognose (2124). gen waarbij een ventrikel onvoldoende ontwikkeld is om het hartdebiet correct te verzekeren. er zijn veel types. de prognose verschilt, ook al worden alle types palliatief behandeld met een univentriculaire Fon tancirculatie. |