op te merken en worden vaak slechts duidelijk zichtbaar op giemsakleuring of C-kit-immunokleuring (CD117). Bij een biopt met op eerste zicht weinig of geen afwijkingen, zogenaamde `invisible der- matose', waarbij de clinicus over jeuk of urticariële letsels spreekt, dient steeds een speciale kleuring voor mastcellen te worden uitgevoerd. De ontmaske- ring van deze verborgen mastcellen kan spectaculair zijn. Zo wordt zonder deze klinische input vaak de diagnose van een `erythema macularis eruptiva perstans'- type mastocytose gemist. tose bij uitstek, toont histologisch een spongiotische dermatitis met vaak eosi- nofielen. De inflammatie gaat hier niet zo diep als bij een allergische urticariële huidreactie. Wat echter zeer duidelijk kan worden opgevolgd en ook geëva- lueerd, is de graad van krabben. Wan- neer de vicieuze cirkel jeuk-krabben op gang komt, reageert de huid opnieuw met één van zijn typische patronen, met name `neurodermisatie' of `lichen simplex chronicus'. Hierbij zien we een toenemende graad van onregelmatige epidermale hyperplasie, verticale col- lagenisatie van het papillaire derm, ec- tasie van de vaten en neuronale hyper- plasie (Figuur 2). Secundaire excoriaties met subepidermale fibrinestapeling wijzen op directe traumatisatie van de huid door scherpe krabbende nagels. Lichenificatie van een onderliggende jeukende dermatose maakt echter het histologisch beeld minder specifiek. Het onderscheid tussen een fors geneuro- dermiseerd jeukend eczeem of een ge- neurodermiseerde jeukende psoriasis kan hierdoor histologisch moeilijk tot onmogelijk zijn. Wanneer het krabben lang genoeg duurt en hevig genoeg is, ontstaat een `prurigo nodularis'-type letsel. Het betreft hier dus een extreme vorm van neurodermisatie. Bij eenvoudige pru- rigoletsels zien we histologisch, naast de tekenen van krabben met vaak excoriatie van de huid, meestal weinig morfologi- oorzaak kan hierdoor vaak niet worden achterhaald. Wanneer de ontsteking erg diep gaat, of andere reactiepatronen zo- als vacuolopathie aanwezig zijn, kan dit wijzen op een medicamenteuze reactie. Bij eenvoudige urticaria is de morfolo- gie heel beperkt en subtiel afwijkend. De combinatie van fors oedeem, ectatische capillairen en enkele diapederende leu- kocyten kan voldoende zijn om de klini- Nog moeilijker wordt het bij jeuk in het kader van tumoren, auto-immune aandoeningen, nier- en leverlijden. De exacte pathogenese van jeuk is bij deze aandoeningen nog niet gekend. Ook bij psychogene of neurogene jeuk is de morfologie vaak niet diagnostisch of zeer subtiel. Bij deze vormen van jeuk, bv. door een te hoog bilirubinegehalte, zal in een biopsie weinig morfologisch substraat te zien zijn. De weefsel- mediatoren die onze terminale zenuwen prikkelen, waardoor centraal een jeuk- sensatie ontstaat, zijn helaas niet in de klassieke biopsie te zien. Bij notalgia pa- restetica en andere neurogene jeuk zo- als brachioradiale pruritus, zien we heel discrete kenmerken van neurodermisa- tie met vaak oppervlakkig enkele ne- crotiserende keratinocyten en mogelijk wat onderliggende pigmentmacrofagen. Zonder klinische informatie betreft het een discreet niet-diagnostisch beeld. Met de juiste informatie en wakkere patholoog kunnen deze minimale afwij- kingen echter voldoende zijn om deze diagnose te suggereren of te bevestigen. COMPONENT |