PANNICULITISACHTIGE T-CELLYMFOMEN lymfoom (SPTL) is een zeldzame vorm van huidlymfoom. De aandoening uit zich doorgaans in de vorm van erythe- mateuze, soms geülcereerde plaques of noduli, bij voorkeur op de bovenste en onderste ledematen. De klinische en sys- temische symptomen zijn niet specifiek en kunnen bestaan uit koorts, rillingen en gewichtsverlies (B-symptomen); on- geveer de helft van de patiënten ontwik- kelt cytopenie. De ernstige vormen gaan gepaard met hepatosplenomegalie, muceuze ulceraties, sereuze exsudaten, hemofagocytosesyndroom en pancyto- penie. scheiden, geklasseerd volgens de T-cel- receptoren (TCR) en de immunofeno- typische kenmerken. PANNICULITISACHTIG T-CELLYMFOOM VAN HET ALFA/ BÈTATYPE ( TCR) vrouwelijke jonge volwassenen treft. Het wordt gekenmerkt door subcutane noduli of min of meer ontstoken plaques die zich meestal op de onderste lede- maten bevinden (Figuur 5). Deze vorm is pijnloos, evolueert langdurig, maar re- gresseert soms spontaan. In 50% van de gevallen worden algemene symptomen vastgesteld. Niet zelden gaat het gepaard met een hemofagocytosesyndroom. Daarom moet een beenmergbiopsie ge- beuren. Uitzaaiing buiten de huid blijft uitzonderlijk (perifere adenopathieën of hepatosplenomegalie). De tumorcellen brengen de cytotoxiciteitmarkers tot ex- pressie (CD3+, CD8+, CD4-, alfa/bèta+, CD56-). Het overlevingspercentage is 85% na 5 jaar. PANNICULITISACHTIG T-CELLYMFOOM VAN HET GAMMA/ DELTATYPE klinische achteruitgang en in bijna de helft van de gevallen met een macrofagenacti- vatiesyndroom. Andere symptomen dan doening evolueert abrupt, acuut en de prognose is gereserveerd. De tumorcel- len brengen CD4-, CD8- en CD56+ tot expressie. De diagnose SPTL is gebaseerd op de klinische kenmerken van de let- sels, het histopathologische onder- zoek van de huid- en onderhuidweef- sels, moleculaire analyse en modellen voor immunohistochemische kleuring en immunofenotypering. Een onder- zoek met medische beeldvorming sels op andere plaatsen dan de huid op te sporen om na te gaan hoe verspreid de aandoening is, maar ook als follow-up en om de respons op de behandelingen na te gaan. Een beenmergbiopsie is no- dig om een eventueel hemofagocytose- syndroom (HFS) te diagnosticeren, een belangrijke factor in de behandeling en prognose van deze lymfomen. ferentieerd van de andere goedaardige oorzaken van lobulaire panniculitis, zoals lupuspanniculitis die klinisch en histolo- gisch verward kan worden met SPTL. In beide gevallen wordt immers een beeld van lymfocytaire panniculitis gezien. Het is dus belangrijk om te zoeken naar atypische lymfoïde cellen die zullen wij- zen op een subcutaan panniculitisachtig lymfoom. Morfologische argumenten voor lupus zijn andere histologische te- kens van lupus zoals een dermatose van hoorning of neerslag van mucine in de huid. We merken op dat lupuspanniculitis niet zelden een subcutaan panniculitis- achtig T-lymfoom voorafgaat. behandeling van SPTL's afhangen van de combinatie met een HFS en een onder- liggende auto-immuunaandoening (AIA). Zonder HFS en AIA is de geschikte be- handeling prednison +/- methotrexaat. In combinatie met een AIA, zonder HFS is dat prednison. Als een HFS is aan- getoond, is de keuzetherapie chemothe- rapie van het type CHOP. POLYCHONDRITIS (APC) zeldzame aandoening die voortvloeit uit een ontsteking met degeneratie van het kraakbeen van de oren, neus, larynx en tracheo-broncheale boom die kan leiden tot definitieve atrofie. Het kan gepaard gaan met andere symptomen die het kraakbeen niet treffen, zoals aantasting van de huid, gewrichten, ogen, het gehoor, de bloedvaten, het hart en het bloed. Chon- dritis is essentieel om APC te kunnen diagnosticeren. De frequentste eerste vindplaats is die van aantasting van het buitenoor, met in het acute stadium een rode, warme en pijnlijke zwelling die het (niet-kraakbenige) lelletje ongemoeid laat |