mie, CHU Sart Tilman, Liège) gaf aan hoe de behoefte aan vitamine D het best kan ingeschat worden. context. Niet-menselijke primaten leven nu nog steeds slechts in gebieden rond de evenaar, en dat is ook de regio waaruit de voorouders van de mens afkomstig zijn. In die gebieden is de blootstelling aan uvb, de belangrijkste bron van vitamine D in het lichaam, het grootst. Onze voorou- ders hebben als jager-verzamelaars met een donkere huid een mutatie van het gen voor melanine ondergaan bij de grote migraties naar het noorden, waardoor de huid ble- ker werd. Een donkere huid werkt rachitis in de hand in ge bieden met minder blootstelling aan zon. Dat vormt een bedreiging voor de overleving van de soort, want mis- vorming van het bekken bij rachitis kan zelfs een normale bevalling onmogelijk maken. sis van uvb-stralen op een bleke huid ongeveer 10.000 tot 20.000 IE (500µg) vitamine D3 binnen 24 uur in de circu- latie brengt. concentraties van 25(OH)-vitamine D zijn. Referen- tiewaarden van labs, verkregen door meting in een popula- tie `in goede gezondheid', geven vaak geen goed beeld van wat aanvaardbaar is (6). Het kan in dit kader passender zijn om de referentiewaar- den van 25(OH)-vitamine D niet op populatiebasis te defi- niëren, maar op basis van gezondheidscriteria. Dit om verschillende redenen. Zo is er nog altijd een significante negatieve correlatie tussen PTH-concentraties in het serum en de serum- concentratie van 25(OH)-vitamine D bij postmenopauzale vrouwen die reeds voor osteoporose behandeld worden (7). ren bij serumconcentraties van 25(OH)-vitamine D die nog binnen de referentiewaarden vallen (8). Interventiestudies met suppletie van vitamine D hebben zowel een gunstig effect op het bot als op andere patho- logieën aangetoond. Dit was het geval voor botfracturen (9), voor valreductie bij bloedconcentraties van 25(OH)- vitamine D tussen 75 en 100nmol/l (10), voor een lager kankerrisico bij een concentratie van 96nmol/l (11), voor vermindering van de kans op verlies van tanden bij oude- ren bij een concentratie van 112nmol/l (12) en voor daling van de bloeddruk bij concentraties van 65 en 151nmol/l (13, 14). Noord-Europese verkeersslachtoffers met vooraf `een goede gezondheid' toonde dat pathologische mineralisa- tiedefecten al konden optreden bij serumconcentraties van 25(OH)-vitamine D tussen 50 en 75nmol/l, terwijl dit niet het geval was bij hogere serumconcentraties (15). Populaties met een traditionele levenswijze, die levens- lang en het gehele jaar door blootgesteld zijn aan tropisch zonlicht, kunnen vanuit evolutionair perspectief informa- tie geven over de optimale vitamine D-status. In Tanzania, bij Masai die van veeteelt leven en bij Hadzabe die jager- verzamelaars zijn, bedraagt de gemiddelde serumconcen- tratie van 25(OH)-vitamine D 115nmol/l (16). sensus. Het Amerikaanse Institute of Medicine stelt dat een serumconcentratie van 50nmol/l ruimschoots vol- doende is en voldoet aan de behoeften van minstens 97,5% van de populatie (17). De Endocrine Society definieert vitamine D-deficiëntie als een serumconcentratie van 25(OH)-vitamine D die lager is dan 50nmol/l. Er is sprake van vitamine D-insufficiëntie bij concentraties lager dan 75nmol/l (18). |