botstevigheid. calcium via de voeding, ongeveer 600 ā 700 mg, lager dan de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid, 1.200 mg. nl zuivelproducten, verhogen is geen simpele opgave (hypercholesterolemie, lactose intolerantie...). Het innemen van een Calcium-supplement is dus meestal noodzakelijk. voor een verhoging van het cardiovasculair risico kunnen zorgen. cente, zeer uitgebreide studie (opvolging van 61.000 vrouwen gedurende 19 jaar) heeft voor het eerst aan- getoond dat de verhouding tussen calcium-inname en botgezondheid niet lineair is. Daar waar een totale in- name lager dan 750 mg per dag, duidelijk te laag is, blijkt een totale calcium-inname van 1.100 ā 1.200 mg optimaal voor de botgezondheid terwijl een hogere inname daarentegen geen bijkomend voordeel biedt, wel integendeel. tekort best aangevuld wordt via de voeding maar dan wel gecombineerd met een supplement van 500 mg calcium. ert signifikant het risico op vallen. menten bestudeerd hebben, komen tot dezelfde conclu- sie: slechts 1 vrouw op 2 blijft haar calcium voortnemen. de supplementatie (zonder smaak, zonder bereiding) zijn uiterst belangrijke factoren om de compliance en de doel- treffendheid van calcium-supplementatie te vrijwaren. van het onderste lidmaat Bij kinderen en adolescenten 2. Ziekenhuis Oost-Limburg, Genk; 3. Kinderorthopedie, dienst Orthopedie, uZ Leuven; 4. multi-disciplinaire kindersportteam, dienst Orthopedie, uZ Leuven r T H o die soms het uiterste van het lichaam vergen. Het gevolg hiervan is dat artsen vaker geconfronteerd worden met acute of chronische sportspecifieke letsels die al dan niet interfereren met de groei van het kind. Het probleem met kinderen is dat ze zich ook kunnen presenteren met een specifiek kinder-orthopedisch probleem dat al dan niet verergerd wordt door de sportactiviteiten. We trachten in dit artikel aan de hand van frequent voorkomende klach- ten een summier maar praktisch hanteerbaar overzicht te geven van de verschillende sport- en niet-sportspecifieke orthopedische aandoeningen waarmee het sportende kind zich kan presenteren. gangpatroon zonder dat er een direct trauma of een andere derd worden vanuit het standpunt dat er een intra-articu- lair probleem van het heupgewricht is. Belangrijk hierbij is te vermelden dat kinderen met heupproblemen zich kunnen presenteren met kniepijn die echter een gerefereer- de pijn is vanuit het heupgewricht. Om die reden is het vaak interessant om bij elk klinisch onderzoek van de knie ook het heupgewricht te laten onderzoeken. groeispurt dat zich kan presenteren met een epifysiolyse van de femurkop. Typisch zijn dit zwaarlijvige en hypo- gonadale jongens waarbij door de soms doorgedreven sport activiteiten een (subacute) slip van de epifyse van het femur kan optreden. In dit geval zal de heup een vermin- derde interne rotatie hebben en zal een goede RX van het bekken aangevuld met een Lauensteinopname meer dui- delijkheid kunnen brengen (Figuur 1). Dergelijke epifysio- lyses vereisen een onmiddellijke doorverwijzing met stabi- lisatie van de slip zo snel mogelijk of op de eerste operatiedag na de verwijzing. rechtstreeks gerelateerd zijn aan de sportactiviteiten. Daarom moet de behandelende geneesheer zich er in de eerste plaats steeds van vergewissen of het `mankende' kind geen intra-articulair of pediatrisch orthopedisch probleem heeft dat niet direct veroorzaakt wordt door de sportactiviteiten. Om deze redenen is het belangrijk een strikt differentieel- diagnostisch algoritme te hanteren waarbij ook rekening gehouden wordt met de leeftijd van het kind. |