background image
OrthO-rheumatO | VOL 12 | Nr 2 | 2014
34
figuur 1: aan de linkerzijde is het op de Lauensteinopname duidelijk dat de epifyse afgegleden is van de metafyse. de anterieure metafyse
is prominent aan de linkerzijde. Een diagnose van een epifysiolyse is een relatieve urgentie die zo snel mogelijk chirurgisch moet worden
gestabiliseerd.
Mankende kinderen kunnen zich echter rond de leeftijd
van 4-6 jaar ook presenteren met een transiënte synovitis
van de heup die optrad na een sportactiviteit, zeker indien
ze een week voordien een verkoudheid of een griepaal syn-
droom hadden. De bloedafname zou dan geruststellend
moeten zijn, indien ze slechts een beperkte stijging van
CRP en de sedimentatie aangeeft. Echografie van de heup
zou slechts een beperkte vochtuitstorting mogen aantonen,
zonder echogene structuren die zouden kunnen wijzen op
purulentie. Bij twijfel omtrent septische artritis moet het
kind onmiddellijk door een orthopedisch specialist geëva-
lueerd en gepuncteerd worden. Het kind mag overigens
geen alarmsymptomen vertonen zoals koorts. Indien de
diagnose van transiënte synovitis gesteld werd en het kind
echter blijft manken gedurende een periode langer dan 10
tot 14 dagen, moet een beginnende legg-calve-perthes uit-
gesloten worden door een orthopedisch specialist aan de
hand van een radiografie van het bekken na een 6- tot 8-tal
weken (1, 2).
Indien het mankende kind duidelijk aangeeft elders pijn
te hebben dan in de heup, moet er ook gedacht worden
aan een subacute hematogene osteomyelitis. Dergelijke
osteomyelitiden zijn soms zeer moeilijk te diagnosticeren,
aangezien ze meestal geen radiografische afwijkingen ver-
tonen, het klinisch beeld meestal niet uitgesproken is en
de bloedafname ook niet afwijkend kan zijn. De kinderen
hebben dan wel een lokale drukpijn, meestal ter hoogte
van de metafyse. Een bloedafname kan soms wijzen op
een gestegen sedimentatie terwijl de leukocytose meestal
normaal is. Deze aandoening dient vooral te worden over-
wogen in het geval van een chronische last ter hoogte van
de groeischijf. Een botscan kan hierbij soms het enige echt
diagnostische middel zijn.
"TIjdENS HET SporTEN HEB Ik pIjN IN mIjN LIES"
Heup- en liespijn tijdens het sporten kunnen ofwel een
intra-articulaire, ofwel een extra-articulaire oorsprong
hebben. Het is belangrijk deze te differentiëren.
Intra-articulaire problemen worden meestal veroor-
zaakt door sporten waarbij extreme bewegelijkheid van
het gewricht vereist is zoals ballet, hordelopen, turnen,
gevechtssporten, voetbal en hockey. Door deze extreme
bewegingen kan het femur als het ware `botsen' tegen de
rand van het acetabulum. Dit noemen we dan `femoroace-
tabulair impingement' (FAI). Hierdoor kan er een scheur-
tje ontstaan in het labrum. Het labrum is een ringvormige
structuur die circumferentieel de acetabulaire rand bedekt
en een belangrijke fysiologische sealingfunctie heeft. Dit
betekent dat het labrum zorgt dat er een negatieve druk
in het gewricht behouden blijft zodat er een verhoogde