worden (21-24). Het gaat dan om kanker, chemotherapie, tandextracties, periodontale aandoeningen, tandtrauma's, slechte mondhygiëne, bacteriële of fungusinfectie, gebruik van alcohol, tabak, glucocorticoïden of antiangiogene middelen, diabetes of een veranderde immuunrespons. Mis schien spelen genetische factoren ook een rol. van osteonecrose van de kaak of in gevallen met risico- factoren. In dat geval is een cone beam-CT met minimale blootstelling aan straling aangewezen. Beeldvorming met MRI, PET, PET-CT of botscan kan nuttig zijn voor stage- ring van osteonecrose van de kaak of als richtsnoer voor interventie. preventie van osteonecrose van de kaak. communicatie tussen arts en patiënt, op het informeren van de patiënt, op de noodzaak van orale hygiëne en van nazicht van het gebit en op educatie van zowel arts als patiënt. ning zijn er specifieke aanbevelingen. De patiënt dient te weten dat het risico tussen één op 10.000 en 100.000 ligt. Wanneer de patiënt hierover bezorgd is, dan kan hij of zij een tandarts raadplegen. Een goede mondhygiëne en regelmatig bezoek aan de tandarts is nodig, maar er is geen gebitsonderzoek vereist voorafgaand aan de start van de behandeling. Bij gebruik op lange termijn ge- beurt de behandeling van peridontitis bij voorkeur niet chirurgisch. Is er toch een ingreep, dan is akkoord van de patiënt nodig. Endodontale behandelingen genieten de voorkeur. Of bisfosfonaten gestopt dienen te worden voor een inva- sieve dentale procedure, blijft onduidelijk. Bij een laag ri- sico lijkt dit niet nodig. Het kan wel overwogen worden bij uitgebreide chirurgie of bij klinische risicofactoren, zoals diabetes, gebruik van glucocorticoïden, immuundeficiën- tie, enz. gen ligt tussen 1 en 15 %, in functie van de dosis en duur van de therapie. De patiënt dient hierover geïnformeerd te worden. Voor aanvang is een raadpleging van de tandarts nodig. Electieve dentoalveolaire procedures worden niet aanbevolen. Wanneer tandproblemen ontstaan, geniet een niet-chirurgische aanpak de voorkeur en is perioapicale of peridontale chirurgie niet aangewezen. dient stoppen van bisfosfonaten overwogen te worden. Behandeling met hyperbare zuurstof is geen vaststaande therapie. Andere experimentele behandelingen zijn to- pisch ozon, intralesionaal aangebrachte beenmergstam- cellen of toevoeging van pentoxifylline of tocoferol aan antibiotica. teonecrose van de kaak, zowel klinisch als fundamenteel. Op klinisch vlak valt er nog meer te weten te komen over de eigenlijke incidentie van osteonecrose, de risicofactoren en de invloed van het doseerschema. Verder zou het nut- tig zijn oversuppressie van de botombouw beter te kunnen monitoren, het diagnostische en prognostische resultaat te verbeteren, iets te doen aan de suboptimale opties voor preventie en behandeling en aan het resultaat van tandheel- kundige behandelingen. van betere diermodellen. Het effect van bisfosfonaten op de homeostase van de mandibula en maxilla vraagt nog om verdere opheldering. In het bijzonder is er meer ken- nis nodig over het effect op beenmergcellen met inbegrip van macrofagen, over de mechanismen van wondheling op moleculair en cellulair niveau en over de relatie tussen an- giogenese enerzijds en osteoclastogenese en botresorptie anderzijds. Ook over de rol van infectie, trauma en inflam- matoire cellen is er meer onderzoek vereist. EN aTypISCHE dIafySaIrE fEmurfraCTurEN sprak, geïllustreerd met een casus, wat de invloed kan zijn van langdurig gebruik van bisfosfonaten en het optreden van atypische diafysaire fracturen van het femur. naten. Het kan ook gaan om vermoeidheidsfracturen, om looserzones bij osteomalacie of om stressfracturen bij de ziekte van Paget. Research heeft in 2013 de definitie van atypische femur- fracturen bijgesteld (25). rale diafyse gelokaliseerd is, van juist distaal van de tro- chanter major tot juist proximaal van de supracondylaire femurverbreding. |