met een hevige pijn aan de zitknobbel (hamstringavulsie bij bv. een spurt of een eccentrische contractie zoals bij het trappen), de oppervlakkige voorzijde van de heup (sarto- rius- en spina-iliaca-anterior-superioravulsie bij bv. een trap op de bal), de diepe voorzijde van de heup (inferieure spina-avulsie t.g.v. rectus-femoristractie bij spurt of trap op bal of zelfs pijn aan de bekkenkam (avulsie van de ileu- mapofyse t.g.v. de abdominale spieren bij bv. tennisops- lag). Een radiografie geeft meestal uitsluitsel en de meeste van deze letsels kunnen behandeld worden met rust voor 4-8 weken, gevolgd door intensieve stretching van de bovenbeenspieren. Dergelijke apofysitisklachten kunnen ook chronisch optreden en worden dan het best in beeld gebracht via MRI, die een oedemateuze apofyse zal aanto- nen (Figuur 4). Dit laat ook de differentieeldiagnose toe met tendinitis, een verrekking of een spierscheur. Rust en stretching zijn opnieuw de behandelingsmodaliteiten. Ten slotte kan de jonge adolescente atleet zich ook presenteren zijde of laterale zijde van de heup. Het zijn meestal vrouwe- lijke atleten met een hyperlaxiteit die zich presenteren met deze klachten. In dergelijke gevallen is het belangrijk de atleet gerust te stellen dat dit de psoaspees is die over de eminentia pubica verspringt en dat goede stabilisatiekine van het bekken en de romp meestal voldoende beterschap brengt (8, 9). Vergelijkbare klachten van een versprin- gende fascia lata over de grote trochanter kunnen worden veroorzaakt door een wanverhouding in kracht tussen de tensor fascia lata en de gluteus maximus. Tonificatieoefe- ningen zijn meestal afdoende. hockeyspelers en voetballers (10, 11). Een specifiek, maar moeilijk te behandelen probleem, is de atletische pubalgie (12, 13). Dit zien we typisch bij atleten die veel accelera- tie- en trapbewegingen doen zoals tennissers, voetballers en volleyballers. De abdominale spieren en de adductoren hebben een gezamenlijke aanhechting op de symphysis pubis en door een wanverhouding in kracht kan deze geza- menlijke aanhechting loskomen of chronisch ontsteken. Er zal een lokale liespijn aanwezig zijn bij adductie of `sit-up' tegen weerstand. Een MRI kan de diagnose bevestigen. Differentieeldiagnostisch moet een liesbreuk en osteitis pubis uitgesloten worden. Osteitis pubis of een stressfrac- tuur van het os pubis komt vooral voor bij voetballers en hockeyspelers. Ten slotte zijn vrouwelijke atleten van 11 tot 15 jaar met een verstoord eetpatroon, amenorroe en osteoporose een risicopopulatie voor stressfracturen, zeker indien ze op hoog niveau turnen of langeafstandlopen (14- 16). MRI kan dan een belangrijk diagnostisch hulpmiddel zijn. Een multidisciplinaire evaluatie van deze atleten is dan ook aangewezen (17, 18). grijpen tijdens het sporten. Vooral het extensorapparaat wordt onder druk gezet en atleten kunnen zich tijdens de groei dan ook presenteren met anterieure kniepijn. verkort extensorapparaat, een valgusalignement, een verkort lateraal retinaculum of een te zwakke vastus- medialisspier. In al deze gevallen wordt de patella naar lateraal getrokken en zal het lateraal facet van de patella zeer gevoelig zijn. Dit kan ook het geval zijn bij een patella bipartita. Atleten klagen dan van anterieure kniepijn, voor- al bij het afdalen van trappen. Intensieve fysiotherapie die het desbetreffende onderlinge probleem aanpakt, is mees- tal afdoend. Onvoldoende stretching van de quadriceps en hamstrings tijdens de sportactiviteiten van de groeiende |