background image
OrthO-rheumatO | VOL 12 | Nr 2 | 2014
15
Daarenboven dienen minstens vier van vijf majeure ken-
merken aanwezig te zijn. Die vijf majeure kenmerken zijn:
- De fractuur is geassocieerd met een minimaal of geen
trauma, zoals vallen vanuit staande positie of lager.
- De fractuurlijn begint ter hoogte van de laterale cortex
en is substantieel transversaal georiënteerd, al kan die
schuin worden bij verdere progressie mediaal door het
femur.
- Complete fracturen breiden zich uit door beide cortices
en kunnen geassocieerd zijn met een mediale spike.
Onvolledige fracturen tasten enkel de laterale cortex
aan.
- De fractuur is niet of minimaal versplinterd.
- Een gelokaliseerde periosteale of endosteale verdik-
king van de laterale cortex is aanwezig ter hoogte van
de fractuurplaats (breaking of flaring).
De aanwezigheid van mineure kenmerken is niet vereist,
maar die worden soms geassocieerd met dergelijke frac-
turen.
Het betreft dan:
- een gegeneraliseerde toename van de corticale dikte
van de femorale diafyses;
- unilaterale of bilaterale prodromale symptomen, zoals
een doffe of aanhoudende pijn in de lies of dij;
- bilaterale incomplete of complete femorale diafyse-
fracturen;
- vertraagde fractuurheling.
Hoe dan ook is de incidentie van atypische fracturen klein
en staat die in functie van de duur van de behandeling
(Tabel 2) (26).
Fractuurpreventie als gevolg van gebruik van bisfosfona-
ten weegt dus veel sterker door dan het risico op atypische
fracturen in de eerste vijf tot tien jaar van de behandeling.
De gunstige invloed van bisfosfonaten op de kans op een
fractuur door osteoporose vermindert traag na stoppen van
de behandeling, het effect ervan blijft namelijk lang durig
nawerken. Het risico op atypische fracturen lijkt echter snel
af te nemen na stopzetting. Om die reden zou een `drug
holiday
' van één tot twee jaar overwogen kunnen worden na
een behandeling van drie tot vijf jaar, met uitzondering van
patiënten met een zeer hoog fractuurrisico (27).
aNTIrESorpTIEvE mIddELEN:
IS Er EEN vErSCHIL TuSSEN BIjWErkINgEN
vaN BISfoSfoNaTEN EN dENoSumaB?
Jean-Jacques Body (CHU Brugmann, ULB) vergeleek in
zijn uiteenzetting denosumab, een RANKL-inhibitor, met
klassieke bisfosfonaten. Zowel het werkingsmechanisme,
de doeltreffendheid als vooral de bijwerkingen kwamen
aan bod.
WErkINgSmECHaNISmEN
Denosumab is een volledig humaan, IgG2-monoklonaal
antilichaam dat specifiek is voor haar enige target, de
RANK-ligand, die op zijn beurt zeer specifiek is voor de
vorming en activering van osteoclasten. Door binding van
denosumab aan de RANK-ligand wordt de binding van die
RANK-ligand aan RANK-receptor verhinderd. Daardoor
wordt de vorming van gedifferentieerde osteoclasten uit
osteoclastprecursors tegengegaan. En ook de activering
van osteoclasten en de overleving ervan worden geïnhi-
beerd (28).
De distributie van bisfosfonaten en denosumab is ver-
schillend. Bisfosfonaten worden geabsorbeerd ter hoogte
van het botoppervlak op gebieden met botombouw, waar
ze door osteoclasten geïncorporeerd worden. Denosumab
circuleert in het bloed en in extracellulair vocht, waaronder
ook het botweefsel, zowel trabeculair als corticaal (29).
oSTEoporoSE EN BoTmETaSTaSEN
Het effect van denosumab op patiënten met postmenopau-
zale osteoporose is dubbelblind en placebogecontroleerd
onderzocht bij bijna 8.000 vrouwen, over een periode van
drie jaar, in combinatie met calcium en vitamine D (30).
In de groep met de actieve behandeling (halfjaarlijks 60mg
denosumab) trad bij 2,3% een radiografische wervelfrac-
tuur op (het primaire eindpunt), in de placebogroep was
dit 7,2% (risk ratio: 0,32; p < 0,001). Ook op heupfractuur
en niet-vertebrale fractuur was het effect van denosumab
significant.
In een tweede, open fase, wordt de actieve behandeling
in de twee studiearmen gedurende zeven jaar voortgezet.
Na een totale behandeling van acht jaar bleek het gunstige
effect op de lumbale botmineraaldensiteit groter in de stu-
diearm die de gehele tijd met denosumab behandeld was
geweest (31).
Er bestaan geen direct vergelijkende studies tussen deno-
sumab en zoledronaat bij postmenopauzale osteoporose,
wat studies uitgevoerd bij kankerpatiënten extra interes-
sant maakt.
Denosumab is zo ook getest in grote fase 3-studies bij bot-
metastasen, in een veel hogere dosis van 120mg om de
vier weken. Deze studies zijn thans volledig beëindigd en
denosumab is geregistreerd voor de preventie van com-
plicaties van botmetastasen bij patiënten met gevorderde
vaste tumoren. Dit gebeurde met name bij patiënten met
borstkanker, prostaatkanker en met andere solide tumo-
ren of multipel myeloom. Denosumab werd in deze studies
direct vergeleken met 4mg zoledronaat om de vier weken
(32-34). Denosumab bleek superieur ten opzichte van zo-
ledronaat ter preventie van skeletgerelateerde events bij