zijn in de populatie met andere solide tumoren of multipel myeloom. clasten en hun precursoren. Die expressie is er onder meer ook ter hoogte van dendritische cellen en langerhanscel- len. Embryonaal is het aanwezig bij ontwikkeling van lym- feklieren en epitheliale cellen van de thymus. blastenlijn, en daarnaast nog bij geactiveerde T- en B-lym- focyten en keratinocyten en in cellen van de subscapulaire sinus van de lymfeknopen. Het is echter belangrijk om op te merken dat RANK welis- waar tot de familie van de TNF-receptoren behoort, maar dat dit een structurele en niet een functionele ver- wantschap betreft. op geen effect van denosumab op het immuunsysteem. Veiligheidsdata afkomstig van een groot klinisch pro- gramma, waarin tot acht jaar blootstelling was aan denosumab, toonden geen overrepresentatie van infec- tieuze complicaties in de gehele veiligheidsdatabase, noch een toename van de frequentie van kwaadaardige aandoeningen (38). EN STopzETTINg van atypische femurfracturen zijn gemeld in klinische studies met patiënten die denosumab krijgen voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose. Deze bij- werkingen lijken gerelateerd te worden aan de duur van de therapie (38). komen bij patiënten met osteoporose zo weinig voor dat een geldige vergelijking met zoledronaat niet mogelijk is. Bij kankerpatiënten komt osteonecrose van de kaak nu- meriek vaker voor bij patiënten die denosumab krijgen dan bij patiënten die zoledronaat krijgen, maar het ver schil is niet significant (in een populatie van 5.677 patiënten; p = 0,13) (39). Denosumab geeft geen risico van niertoxiciteit, maar in- duceert vaker hypocalcemie dan zoledronaat. Denosumab is dus doeltreffender dan zoledronaat ter preventie van skeletgerelateerde events bij kankerpatiënten, maar de tot op heden gepubliceerde gegevens tonen geen verschil aan qua doeltreffendheid tussen beide stoffen voor de behan- deling van postmenopauzale osteoporose, concludeerde Jean-Jacques Body. over het effect van bisfosfonaten op kanker. Vooral bij borstkanker en multipel myeloom hebben ze een plaats. Of bisfosfonaten zelf de kans op esofaguscarcinoom ver- groten, blijft onduidelijk. vaN BISfoSfoNaTEN BIj kaNkEr hebben bij behandeling met bisfosfonaten. Soms omdat ook bij hen osteoporose aanwezig is, maar tevens ter pre- ventie of behandeling van skeletmetastasen van solide tumoren of multipel myeloom. Bisfosfonaten hebben even eens een plaats bij de behandeling van hypercalcemie veroorzaakt door maligne aandoeningen. Bij de onderhoudstherapie van borstkanker met aroma- tase-inhibitoren is de onderdrukking van oestrogeen ster- ker dan tijdens de natuurlijke menopauze. Het botverlies is er dubbel zo groot. In vergelijking met tamoxifen, neemt het risico op fracturen onder aromatase-inhibitoren toe met 35 tot 50 procent (40). De Belgian Bone Club heeft in dit kader aanbevelingen gepubliceerd voor de aanpak van kankertherapie-geïnduceerd botverlies in vroege stadia van borst- en prostaatkanker (40). Aminobisfosfonaten werken net als statines in op het mevalonaatsignaalpad. Ze inhiberen de werken van HMG- coA-reductase en farnesyldifosfaatsynthase. Dit veroor- zaakt een afname van geprenyleerde proteïnen, zoals ras-, rho- en rab-proteïnefamilies, die sterker actief zijn bij bepaalde kankertypes (41). Daarnaast zijn er ook effecten beschreven op angiogenese via VEGF, het centromeer, macrofagen en MMP-9. Een Cochranereview formuleerde als conclusie dat bisfos- fonaten bij patiënten met multipel myeloom pathologische wervelfracturen doen afnemen en skeletgerelateerde events en pijn verminderen (42). Intraveneuze therapie met bisfosfonaten is daarom aanbe- volen bij lytische botdestructie en een compressiefractuur van de wervels door osteopenie. Ook bij osteopenie zonder evidentie van lytische botdestructie blijft dit aangewezen, net als bij pijn door osteolytische ziekte. Bisfosfonaten kunnen eveneens toegevoegd worden aan radiotherapie, analgetica of chirurgische interventies om fracturen of nakende fracturen te stabiliseren. views (43-45) hebben de plaats van bisfosfonaten bij borst- kanker helpen situeren. |