background image
OrthO-rheumatO | VOL 12 | Nr 2 | 2014
26
van wisselende vorm en grootte vormen en soms samen-
vloeien (7, 8). Deze tumoren kunnen haarden van verkal-
king vertonen (10). De chondrocyten zijn klein, hebben
kleine, ronde, regelmatige kernen (meestal één enkele
kern) en gelijken op de chondrocyten die in niet-tumoraal
kraakbeen worden teruggevonden (10-12). Er zijn weinig
of geen mitosen. De mate van cellulariteit kan sterk varië-
ren naargelang de ligging van de tumor en de leeftijd van
de patiënt en ook binnen de tumor zelf. Daarom is het bij
histologisch onderzoek toch vaak moeilijk om het onder-
scheid te maken tussen een goedaardige en een kwaadaar-
dige kraakbeentumor (enchondroom versus graad 1-chon-
drosarcoom). Om die reden raden pathologen aan om de
klinische informatie te correleren met de radiografische
bevindingen en om vooral voort te gaan op de topografie
van het letsel in plaats van op het histologische aspect.
Therapeutische onthouding is de regel zolang het enchon-
droom geen symptomen veroorzaakt. Als er symptomen
optreden (pijn, ontsierende misvorming of pathologische
fractuur), is een chirurgische behandeling aangewezen:
curettage en daarna opvulling van de holte met autotrans-
plantatie van spongieus botweefsel of botvervangingsma-
teriaal (13) (Figuur 7). Het recidiefpercentage uitgaande
van de periferie van het initiële letsel is laag en hangt af
van de kwaliteit van de behandeling van de wanden van het
chondroom bij de primaire curettage.
De prognose van een enchondroom, afgezien van de ortho-
pedische problemen in het geval van een pathologische
fractuur en eventuele recidieven na behandeling, hangt
vooral af van het risico op transformatie tot een sarcoom.
Een solitair enchondroom van de extremiteiten wordt
zelden of nooit kwaadaardig.
dIffuSE ENCHoNdromaToSE
Diffuse enchondromatose of ziekte van Ollier is een osteo-
chondrodysplasie. Die niet-erfelijke botdysplasie wordt
figuur 4: mrI, axiale coupe.
a: T1-gewogen beelden. Bemerk het T1-
hyposignaal van de kraakbeenmatrix (pijl).
dat T1-hyposignaal contrasteert met het
vetsignaal van het beenmerg. de centrale
verkalkingen zijn op alle sequenties te
herkennen als een hyposignaal (pijlkop).
B: T2-gewogen beelden fatsaturated.
Bemerk het goed afgelijnde aspect van de
kraakbeenlobjes met een zeer intens signaal
(pijl). geen oedeem rond de letsels.
C: T1-gewogen beelden gadolinium fat
saturated. Bemerk de aankleuring van de
septa (pijl).
figuur 5: Natuurlijke evolutie van een enchondroom; dicht bij de zone van groei aangezien de cellen afkomstig zijn van de epifysairschijf.
a: distaal in de middenhandsbeentjes.
B: proximaal in de vingerkootjes.
A
B
a
B
C