background image
OrthO-rheumatO | VOL 12 | Nr 2 | 2014
13
Deze twee organisaties richten zich echter op verschillende
populaties. De aanbevelingen van het Institute of Medicine
hebben betrekking op de totale (gezonde) populatie, terwijl
de Endocrine Society patiënten viseert.
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden die de Hoge
Gezondheidsraad in België voorstelt, zijn weergegeven in
voorafgaande tabel (Tabel 1) (19).
Alvorens te eindigen, gaf Etienne Cavalier nog enkele aan-
bevelingen. Het heeft geen zin om de algemene bevolking
te screenen met vitamine D-bepalingen. Het is nuttig het
Amerikaanse Institute of Medicine te volgen en te streven
naar dagelijkse inname van 600 IE in de groep van 1 tot
70 jaar. De dagelijkse innames in België bedragen echter
momenteel niet meer dan 100 tot 150 IE/dag. Ter compen-
satie kan geringe suppletie voorgesteld worden, zonder
biologische controle.
Daarentegen is in heel wat situaties significante suppletie
aangewezen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij chronische
nierziektes, osteoporose, hyper- en hypoparathyroïdie,
ziekte van Crohn, inflammatoire darmziekten, darm-
bypass, obesitas, hypertensie, diabetes, kanker, inname
van bepaalde geneesmiddelen (anti-epileptica, ketoconazol,
hiv-remmers, aromataseremmers)...
Voor deze aandoeningen hebben studies voordeel aange-
toond van vitamine D wanneer ermee een concentratie van
25(OH)-vitamine D tussen 75 en 150 nmol/l bereikt wordt.
Dit kan meestal door 50.000 IE per maand toe te voegen.
Om dit te controleren dient na drie tot vier maanden de
concentratie van 25(OH)-vitamine D bepaald te worden,
wat ook eventuele malabsorptie of problemen met thera-
pietrouw kan opsporen. Aanpassen van de dosis tot meer
dan 75nmol/l bereikt wordt, kan dan gebeuren. Controle
na 12 tot 18 maanden is aangewezen.
Ten slotte stelde Etienne Cavalier zich nog de vraag of we
met 25(OH)-vitamine D eigenlijk niet de verkeerde marker
gebruiken. Die vraag komt er na de waarneming van lage
concentraties van 25(OH)-vitamine D bij Amerikanen van
Afrikaanse afkomst. Bij hen vallen vaak ook lage concen-
traties van vitamine D-bindend proteïne op samen met
een verschillend genetisch polymorfisme van vitamine
D-bindend proteïne, zodat de concentraties van bio-
logisch beschikbaar 25(OH)-vitamine D bij blanke en
zwarte Amerikanen uiteindelijk niet nood zakelijk vers-
chillend zijn (20).
oSTEoNECroSE vaN dE kaak
Stefan Goemaere (Eenheid voor osteoporose en meta-
bole botziekten, UZ Gent) definieerde de kenmerken van
osteonecrose van de kaak en gaf aanbevelingen over com-
municatie, preventie en behandeling van osteonecrose van
de kaak.
dEfINITIES
Er is sprake van osteonecrose van de kaak wanneer er
een blootliggend bot te zien is in de mond. Kaaknecrose
is vaak geassocieerd met tand- of kaakingrepen, doch
kan ook zelden spontaan ontstaan. Er mag daarbij geen
aantoonbare heling aanwezig zijn acht weken na correcte
evaluatie en tandzorg. Ook is er geen aantoonbare meta-
statische ziekte in de kaak, of is er geen osteoradionecrose
aanwezig.
De ernst van de osteonecrose wordt in vier graden inge-
deeld, van asymptomatisch voor graad 1, over mild, matig
en ernstig voor graad 4. Ook de grootte van het letsels
wordt in vier graden beoordeeld. Voor graad 1 is die kleiner
dan 0,5cm en die loopt per graad op naar 0,5 tot 0,99cm,
naar 1 tot 2cm en naar meer dan 2cm. Elke graad kan nog
eens onderverdeeld worden in A of B, naargelang er één of
meerdere letsels zijn.
WaT IS BEkENd, WaT IS oNBEkENd?
Er bestaan verschillende theorieën over de pathofysiologie
van osteonecrose van de kaak. Meestal zijn die slechts in
geringe mate door evidentie ondersteund.
Tabel 2: Incidentie van atypische fracturen van het femur onder bisfosfonaten.
Duur therapie
Incidentie atyische femurfracturen
Incidentie typische fractuur
< 2 jaar
1,78/100.000 personenjaren
463/100.000 personenjaren
6-8 jaar
~38,9/100.000 personenjaren
?
> 10 jaar
~107,5/100.000 personenjaren
?