beeldvorming wordt de diagnose van atraumatische coccydynie door hyper- mobiliteit tussen twee coccyxsegmenten gesteld. schrijvende term voor pijn aan het staart- been die niets zegt over de etiologie. Coccydynie komt voor bij 1% van de patiėnten met rugpijn. Vrouwen worden vijfmaal vaker getroffen dan mannen, wat te verklaren is door de druk van het foetale hoofd op het coccyx tijdens de bevalling. Andere risicofactoren van coccydynie zijn: langdurig zitten in slechte houding, repetitieve schokken op het os coccyx (bv. paard- of motorrijden), obesitas en heelkundige ingrepen waar- bij er een mechanisch conflict optreedt tussen de operatietafel en het sacrum. De meest frequente oorzaken voor coc- cydynie zijn traumata (fracturen en lu- xaties), toegenomen beweeglijkheid tus- sen coccyx en sacrum of tussen twee coccyxsegmenten en tumoren (1). bevindingen knobbels) een belangrijke gewichtsdra- het zitten, is de pijn vaak gerelateerd aan houdingsveranderingen of zitten. Andere mogelijke klachten zijn pijn bij seksuele betrekking, constipatie en defecatie- stoornissen (2). Bij het bimanueel rectaal onderzoek kan men het os coccyx palperen, wat een scherpe pijn uitlokt (2). volstaat meestal bij acute traumatische coccydynie om een fractuur van het staart- been uit te sluiten. Chronische oorzaken van coccydynie, zoals bottumoren, spoorvorming aan de coccyxtip en hy- permobiliteit van het staartbeen, zijn echter veel moeilijker in het licht te stel- len door standaardopnames. Door de diepe ligging van het coccyx in het bek- ken en superpositie van andere struc- turen zijn subtiele vormafwijkingen (bot- tumoren of kleine botspicules) minder goed zichtbaar. Bovendien is er geen in- formatie over de beweeglijkheid van het staartbeen op niet-belaste opnames. Bij chronische houdingsgebonden coccy- dynie wordt daarom soms een dyna- mische standaardopname genomen in zittende houding (3). Door de belaste opname te vergelijken met de zijde- lingse opname in rust kan de graad van verplaatsing van het coccyx beoordeeld worden (Tabel). omdat de diagnose van chronische coc- cydynie door hypermobiliteit enkel kan worden gesteld bij een extreme positie- verandering van meer dan 35° flexie of lijkheid van het coccyx heeft de clinicus geen zekerheid omtrent de oorzaak van de pijn (3). Dynamische standaard- opnames zijn bovendien technisch in- gewikkeld en worden om die reden in de routinepraktijk weinig uitgevoerd. MRI is een uitstekend alternatief om de gevol- gen van hypermobiliteit aan te tonen (4). Als twee naburige sacrococcygeale of coccyxsegmenten een verhoogde onder- linge beweeglijkheid vertonen, veroor- zaakt dit frictie en inflammatie van de eindplaten die grenzen aan de discus die zich hiertussen bevindt. Het MRI-corre- laat van deze inflammatie is beenmerg- oedeem, iets wat het best kan worden aangetoond op T2-gewogen beelden met vetonderdrukking (zogenaamde `oedeem- gevoelige opnames'). aanleiding geven tot afwijkingen in de De precoccygeale nodule is iso-intens met spierweefsel (pijltje). precoccygeale en presacrale veneuze plexus. |