background image
10
l
Neuron
·
Vol 19
·
Nr 1
·
2014
Diagnose
Op basis van de klinische presentatie en
beeldvorming wordt de diagnose van
atraumatische coccydynie door hyper-
mobiliteit tussen twee coccyxsegmenten
gesteld.
Bespreking
Coccydynie of coccygodynie is een be-
schrijvende term voor pijn aan het staart-
been die niets zegt over de etiologie.
Coccydynie komt voor bij 1% van de
patiėnten met rugpijn. Vrouwen worden
vijfmaal vaker getroffen dan mannen,
wat te verklaren is door de druk van het
foetale hoofd op het coccyx tijdens de
bevalling. Andere risicofactoren van
coccydynie zijn: langdurig zitten in
slechte houding, repetitieve schokken op
het os coccyx (bv. paard- of motorrijden),
obesitas en heelkundige ingrepen waar-
bij er een mechanisch conflict optreedt
tussen de operatietafel en het sacrum.
De meest frequente oorzaken voor coc-
cydynie zijn traumata (fracturen en lu-
xaties), toegenomen beweeglijkheid tus-
sen coccyx en sacrum of tussen twee
coccyxsegmenten en tumoren (1).
Anamnestische en klinische
bevindingen
Omdat het staartbeen (samen met de zit-
knobbels) een belangrijke gewichtsdra-
gende en stabiliserende functie heeft bij
het zitten, is de pijn vaak gerelateerd aan
houdingsveranderingen of zitten. Andere
mogelijke klachten zijn pijn bij seksuele
betrekking, constipatie en defecatie-
stoornissen (2).
Bij het bimanueel rectaal onderzoek kan
men het os coccyx palperen, wat een
scherpe pijn uitlokt (2).
Beeldvorming
Een standaardradiografische opname
volstaat meestal bij acute traumatische
coccydynie om een fractuur van het staart-
been uit te sluiten. Chronische oorzaken
van coccydynie, zoals bottumoren,
spoorvorming aan de coccyxtip en hy-
permobiliteit van het staartbeen, zijn
echter veel moeilijker in het licht te stel-
len door standaardopnames. Door de
diepe ligging van het coccyx in het bek-
ken en superpositie van andere struc-
turen zijn subtiele vormafwijkingen (bot-
tumoren of kleine botspicules) minder
goed zichtbaar. Bovendien is er geen in-
formatie over de beweeglijkheid van het
staartbeen op niet-belaste opnames. Bij
chronische houdingsgebonden coccy-
dynie wordt daarom soms een dyna-
mische standaardopname genomen in
zittende houding (3). Door de belaste
opname te vergelijken met de zijde-
lingse opname in rust kan de graad van
verplaatsing van het coccyx beoordeeld
worden (Tabel).
Deze classificatie staat ter discussie
omdat de diagnose van chronische coc-
cydynie door hypermobiliteit enkel kan
worden gesteld bij een extreme positie-
verandering van meer dan 35° flexie of
coccyxluxatie. Bij beperktere beweeg-
lijkheid van het coccyx heeft de clinicus
geen zekerheid omtrent de oorzaak van
de pijn (3). Dynamische standaard-
opnames zijn bovendien technisch in-
gewikkeld en worden om die reden in de
routinepraktijk weinig uitgevoerd. MRI is
een uitstekend alternatief om de gevol-
gen van hypermobiliteit aan te tonen (4).
Als twee naburige sacrococcygeale of
coccyxsegmenten een verhoogde onder-
linge beweeglijkheid vertonen, veroor-
zaakt dit frictie en inflammatie van de
eindplaten die grenzen aan de discus die
zich hiertussen bevindt. Het MRI-corre-
laat van deze inflammatie is beenmerg-
oedeem, iets wat het best kan worden
aangetoond op T2-gewogen beelden met
vetonderdrukking (zogenaamde `oedeem-
gevoelige opnames').
Chronische inflammatie kan bovendien
aanleiding geven tot afwijkingen in de
Figuur 2: Sagittale T1-gewogen opname.
De precoccygeale nodule is iso-intens
met spierweefsel (pijltje).
Klasse
Positieverandering op dynamische opname
Rigide coccyx
Geen verplaatsing
Normaal coccyx
5° tot 25° flexie of extensie
Hypermobiel coccyx
Meer dan 25° flexie
Geluxeerd coccyx
Dorsale verplaatsing in zittende houding
Tabel: Classificatie van chronische coccydynie op basis van positieverandering bij beweging.
Figuur 3: Anatomisch schema van de
precoccygeale en presacrale veneuze plexus.