meerderheid van de patiënten met een manie met depressieve symptomen angstig is, terwijl maar zeer weinig patiënten met een `zuivere' manie angst vertonen (8-9). en gemengde toestanden, omvat twee soorten stoornissen. Vooreerst een pijnlijke inwendige spanning die een verhoogde motorische activiteit teweegbrengt die niet gericht is op een doel. Dat is vooral zo bij depressieve episoden. Ten tweede is er een sterke, weinig geregelde doelgerichte activiteit, die vaak gepaard met prikkelbaarheid en ongeduld. Dat komt vaker voor bij manie (9). Veel studies hebben bovendien een hoge score van prikkelbaarheid vastgesteld in geval van depressieve symptomen tijdens een manische episode. Die prikkelbaarheid wijst volgens Prof. Dr. Akiskal mogelijks op een manie met depressieve symptomen (4). studie, werden in Frankrijk 771 patiënten geëvalueerd. Daarbij werd vastgesteld dat het aantal patiënten in herstel significant hoger was bij diegenen met een zuivere manische episode in vergelijking met diegenen met een manische episode met depressieve symptomen (46% tegen 36%, p = 0,006) (10). Deze laatste groep van patiënten zijn ook significant vaker niet tevreden over hun leven en kennen vaker problemen in hun beroepsleven (10). "Dat is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat de behandeling van episoden met gemengde kenmerken zeer vaak resulteert in veranderingen van polariteit en een verergering van de symptomen van de tegengestelde polariteit (11)." kenmerken is lang: anticonvulsiva, lithium, antidepressiva, antipsychotica (worden het vaakst in deze indicatie voorgeschreven), elektroconvulsieve therapie, ondersteunende behandeling, cognitieve gedragstherapie, psycho-educatie... "Als men ze voorschrijft, moet men echter voorzorgen nemen", merkte Prof. Dr. Michael Berk op, en hij verwees daarbij naar het risico op manie of hypomanie bij het voorschrijven van antidepressiva voor een subsyndromale depressie (12). Lithium blijkt niet de beste optie te zijn bij een subsyndromale depressie (13). Antipsychotica (alleen of in combinatie met een stemmingsstabilisator) zijn doeltreffender dan placebo bij de behandeling van manische symptomen van een gemengde episode (effect size = -0,41, p < 0,00001) en bij de behandeling van depressieve symptomen bij een gemengde episode (effect size = -0,30, p < 0,001) (14). werden geëvalueerd in een studie bij 295 patiënten met een gemengde episode (volgens de DSM-IV-TR), waarvan er 107 werden behandeld met asenapine, 122 met olanzapine en 66 met placebo (15). Bij die post-hoc-analyse verlaagde asenapine met placebo. Olanzapine deed dat niet. Asenapine had ook een significant beter effect op het aspect `interne spanning' van de MADRS-schaal dan olanzapine. Eenzelfde verschil werd waargenomen bij toepassing van de criteria van de DSM-5. Prof. Dr. Roger McIntyre en zijn medewerkers hebben een post-hoc-analyse uitgevoerd van de gegevens van 960 patiënten, waarvan respectievelijk 34%, 18% en 4% meer dan of gelijk aan 3 lichte, matige of ernstige depressieve symptomen vertoonden. In de groep patiënten die met asenapine werden behandeld, kon een stabiel aantal remissie (MADRS) bereiken, ongeacht de ernst van de depressieve symptomen (64-67%) (6). De resultaten die met olanzapine in de verschillende subgroepen werden behaald, waren minder coherent. werd in het verleden onderschat. De restrictieve definities van `mengtoestanden' werden in de DSM-5 vervangen door gevoeligere en specifiekere criteria. "Het is dan ook belangrijk om subsyndromale depressieve symptomen tijdens manische episoden te herkennen om een beter inzicht te krijgen in het spectrum van deze ziekte en om de meest geschikte behandeling te kunnen kiezen. Hiervoor beschikt asenapine over meerdere troeven", concludeerde Prof. Dr. Andrea Fagiolini, die de sessie voorzat. |