tie niet mogelijk zonder een nauwlettende surveillance van de gevallen, ieder jaar. len. Daarvoor sporen we de serogroep op en subtyperen we volgens de ELISA-techniek of via moleculair onderzoek. Ook de antibiotica resistentie wordt onderzocht. tecteren, zoals recent nog in het noorden van het land: in West-Vlaanderen troffen we een serogroep B aan die we niet konden typeren maar wel subtyperen als P1.14 (B:NT:P1-14). Die serogroep was sinds 2007 sterk in opmars (we telden 45 gevallen in totaal) en trof vooral vrouwen van gemiddeld 16 jaar ( hebben wel efficiënte vaccins ontwikkeld tegen bepaalde stam- men van deze serogroep. Daarom is het belangrijk dat we de stammen die in de referentiecentra binnenkomen nauwlettend blijven surveilleren. resistenties volgen. In 2000 konden we bijvoorbeeld vaststellen dat de gevoeligheid van Neisseria meningitidis binnen de CMI- waarden voor een goede gevoeligheid bleef. In de loop van 2006 werd de curve echter bifasisch, met een tweede piek die volgens de CMI-waarden eerder een intermediaire gevoeligheid aan- gaf, en in 2010 zagen we dat nog veel meer stammen resistent geworden waren ( terwijl die van de intermediaire stammen met de jaren nagenoeg hetzelfde bleven. Het aantal resistente stammen neemt echter toe. Ten slotte konden we vaststellen dat de mutaties van het allel PenA (voor penicilline binding protein) voorspellend zijn voor de ontwikkeling van resistentie. Die uitleg is echter veel te technisch en dat is niet de bedoeling van dit interview. ze heel snel worden behandeld. Gelukkig is ze gevoelig voor de meeste antibiotica. De resistentie evolueert echter en we moeten rekening houden met de typeringen en subtyperingen. Sommige allellen zijn voorspellend voor de ontwikkeling van resistentie. We hebben met de uitgevers van Sanford contact opgenomen en ge- vraagd om de aanbevelingen in de nieuwe versie 2012-2013 te wijzigen. |