background image
26 |
Medi-Sfeer 390
|
29 maart 2012
gAstro news
MS7016N
Prikkelbaredarm-
syndroom: over ratten en
mestcellen
Jan Van Ham
"Het is al moeilijk intestinaal ongemak te
evalueren bij de mens, maar bij proefdieren
is dat nog complexer omdat het diermodel
de condities moet weerspiegelen die worden
waargenomen bij de mens en rekening moet
houden met de genetische en omgevings-
gebonden factoren die die aandoening beïn-
vloeden", legt René van den Wijngaard uit.
Dat is logisch als we weten dat het risico op
PDS tweemaal hoger is in families met PDS
dan in andere (
Figuur 1) (1) en dat er een
duidelijke concordantie wordt teruggevonden
bij eeneiige tweelingen (2), met name door de
aanwezigheid van SNP's (Single Nucleotide
Polymorphism) (3). Er zijn tal van omgevings-
gebonden factoren die de symptomen kunnen
uitlokken: lichamelijke of psychische stress,
infectie, ontsteking, chirurgie, antibiotica...
Het is bekend dat traumatiserende gebeurte-
nissen tijdens de eerste kinderjaren (oorlogs-
situatie, seksueel misbruik, kindermishande-
ling, ontbering of verstoting door de ouders,
conflicten in het gezin) de ontwikkeling van
PDS op volwassen leeftijd in de hand kunnen
werken (4).
"Dat scheidingsmodel kan worden gerepro-
duceerd bij ratten en veroorzaakt ook een
uitzetting van het colon als het dier wordt
onderworpen aan omgevingsstress, een re-
actie die over de generaties heen loopt", legt
René van den Wijngaard uit. Hij merkt daarbij
op dat de moeder een belangrijke rol blijkt te
spelen bij die overdracht, maar waarom dat
zo is, weten we eigenlijk niet, ook al blijken
rattenjongen zich aan te passen aan het feno-
type van hun voedstermoeder en niet van hun
biologische moeder.
Kunnen we daar iets aan doen? In een inte-
ressante studie met doxantrazol, een stof die
de mestcellen stabiliseert, werd aangetoond
dat doxantrazol een gunstig effect zou kunnen
hebben (5), ook als de ratten pas laat wor-
den behandeld (6). Dat werd ook aangetoond
met ketotifen, een ander geneesmiddel dat
de mestcellen stabiliseert en ook antihistami-
nerge eigenschappen heeft (7).
CRH (Corticotrophin Releasing Hormone) blijkt
een factor te zijn die de degranulatie in gang
zet. Daarom werd het effect van blokkade van
CRH onderzocht, echter zonder veel succes
(8, 9), "wat erop zou kunnen wijzen dat de
preventie van de rekbaarheid van het colon
tijdens stress en de behandeling ervan twee
verschillende fenomenen zijn, waarschijnlijk
omdat perifere CRH-receptoren een primor-
diale rol spelen tijdens de acute fase en een
accessoire rol tijdens de chronische fase."
Er is nog een andere weg die veelbelovend
lijkt te zijn: remming van het spleen tyrosine
kinase (SYK), een signalisatieweg die een
belangrijke rol speelt bij de activiteit van de
ingewanden (10). "Maar er zijn er nog andere,
die evenwel alle bevestigen dat de mest cellen
een belangrijke rol spelen bij de viscerale
overgevoeligheid die wordt veroorzaakt door
stress", besluit van den Wijngaard.
Referenties
1.
SaitoY,etal.AmJGastroenterol2010;105(4):833-41.
2.
LemboA,etal.AlimentPharmacolTher
2007;25(11):1343-50.
3.
WoutersMM.NeurogastroenterolMotil
2011;23(10):893-7.
4.
ChitkaraD,etal.AmJGastroenterol2008;103(3):765-
74.
5.
vandenWijngaardR,etal.AmJGastroenterol
2008;103(3):765-74.
6.
vandenWijngaardR,etal.NeurogastroenterolMotil
2012;24(3):274-e111.
7.
KlookerT,etal.Gut2010;59(9):1213-21.
8.
SweetserS,etal.AmJPhysiolGastrointestLiverPhysiol
2009;296(6):G1299-306.
9.
HubbardC,etal.JNeurosci2011;31(35):12491-500.
10. LiddleJ,etal.BioorgMedChemLett
2011;21(20):6188-94.
Het prikkelbaredarmsyndroom is een functionele aandoening waarvoor er nog geen structurele of biochemische verklaring
bestaat. De diagnose wordt klinisch gesteld op grond van de Rome III-criteria. 5-15% van mensen vertoont PDS en ongeveer een
tiende van die patiënten komt daarvoor op consultatie. PDS wordt gekenmerkt door overgevoeligheid van de ingewanden en een
overdreven respons op normale prikkels. De pathofysiologie van PDS wordt onderzocht in diermodellen.
Een gesprek met prof. René van den Wijngaard (Tytgat Instituut, Amsterdam).
Figuur 1: Prevalentie van PDS in families met en zonder PDS.
40
30
20
10
0
Case relatives
Control relatives
Case relatives
Control relatives
Case relatives
Control relatives
Case relatives
Control relatives
%
40
30
20
10
0
%
40
30
20
10
0
%
40
30
20
10
0
%
Partners
Broers-zussen
Ouders
Kinderen
OR = 0,9
OR = 3,1
OR = 1,9
OR = 2,1
8
9
28
11
21
12
25
13