background image
38 |
Medi-Sfeer 390
|
29 maart 2012
gAstro news
MS7020N
Info over NET
Chloé Vaneeren
De classificatie volgens het stadium is een-
voudig en geeft een idee over de te verwach-
ten overleving (5). Dat is dus waarschijnlijk
de classificatie die in de dagelijkse praktijk
het nuttigst is bij de keuze van de behande-
ling: chemotherapie, gerichte behandeling of
behandeling met radio-isotopen.
Wat chemotherapie betreft, zijn de zaken niet
eenduidig. Er zijn wel veel klinische studies
uitgevoerd, maar die waren vaak van slechte
kwaliteit en werden uitgevoerd bij een klein
aantal patiënten, zonder randomisatie, zonder
duidelijke definitie van respons en non-respons
... De enige situatie waarin de zaken wat dui-
delijker lijken, is bij een weinig gedifferentieerde
NET. Bij andere vormen van NET resulteerde een
combinatie van fluoro-uracil, doxorubicine en
streptozotocine in een verbetering van de pro-
gressievrije overleving (PFS) en de totale overle-
ving bij de responders (6), maar gezien het lage
responspercentage moeten we toch opteren
voor nieuwe geneesmiddelen (7) die inwerken
op de somatostatinereceptoren, de angiogenese
en mTOR.
Somatostatinereceptoren (en vooral SST2) zijn
een belangrijke target. Ongeveer 80% van de
GET-NET (Gastroenteropancreatic neuroendocri-
ne tumors) brengt die receptoren tot expressie en
die expressie is synoniem met een betere PFS en
een betere totale overleving (
Figuur 1) (8).
In die omstandigheden werd met octreotide
LAR, een somatostatineanaloog dat aanvan-
kelijk werd gebruikt om een carcinoïdsyn-
droom te behandelen, voor het eerst een an-
tiproliferatief effect verkregen dat verder reikt
dan louter controle van de symptomen (9).
Dat effect treedt zeer snel in, maar de totale
overleving verbetert er niet mee. De studie was
echter niet ontworpen om een effect op de totale
overleving aan te tonen. Angiogeneseremmers
zijn ook een logische keuze omdat deze tumoren
zeer sterk gevasculariseerd zijn. Daarom werd
een gerandomiseerde, gecontroleerde studie
uitgevoerd met sunitinib, waarin een verbetering
van de progressievrije overleving en de totale
overleving werd aangetoond (
Figuur 2) (10), in
die mate zelfs dat de studie voortijdig werd stop-
gezet. De behandeling had een gunstig effect in
alle subgroepen. Gunstige effecten werden ook
waargenomen met everolimus, een mTOR-rem-
mer (11): de curven van de progressievrije over-
leving gaan zeer snel uit elkaar, de overlevings-
curven echter niet "omdat een cross-over was
toegestaan in geval van progressie", merkt Alain
Hendlisz op. Opnieuw werden gunstige effecten
behaald in alle onderzochte subgroepen. Net
zoals met sunitinib waren er geen verrassingen
wat de bijwerkingen betreft. Everolimus blijkt
echter duidelijk minder goed te werken bij niet-
pancreatische tumoren (12).
Een combinatietherapie met bijvoorbeeld temo-
zolomide is misschien toekomstmuziek (13).
PRRT (Peptide Receptor Radionuclide Therapy)
tot slot lijkt interessant in geval van een tumor
met een sterke expressie van SSTR2. Daarover
heeft Alain Hendlisz het niet gehad omdat dat het
onderwerp was van een andere communicatie.
>
>
Samengevat
- Chemotherapie is van zeer weinig nut
behalve bij een weinig gedifferentieerde
GEP-NET. Chemotherapie zou echter wel
nuttig kunnen zijn in combinatie met
nieuwe biologische geneesmiddelen als
de tumor resistent is tegen die producten.
- Somatostatineanalogen controleren de
symptomen (in geval van een secerne-
rende tumor) en de tumor (in geval van een
niet-secernerende tumor). Het nut van een
combinatie met biologische geneesmidde-
len moet nog worden onderzocht.
- Biologische geneesmiddelen (sunitinib,
everolimus) vormen de eerstelijnsthera-
pie bij een goed gedifferentieerde P-NET.
Neuro-endocriene tumoren (NET) zijn in de loop der tijd op verschillende manieren ingedeeld: naargelang van hun
differentiatie (1), hun graad (2), hun ligging (3) en hun TNM-stadium (4). Een gesprek met dr. Alain Hendlisz (Bordet Instituut),
die ons nuttige therapeutische tips geeft.
Figuur 1: Verband tussen een positieve PET-scan (links) en expressie van
somatostatinereceptoren (rechts) en de progressievrije overleving en de totale overleving.
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
%
T
otale o
v
er
leving
Maanden
0 6 12 18 24 30
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
%
T
otale o
v
er
leving
Maanden
0 6 12 18 24 30
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
%
Maanden
0 6 12 18 24 30
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
%
Maanden
0 6 12 18 24 30
P
r
og
r
essievr
ije o
v
er
leving
P
r
og
r
essievr
ije o
v
er
leving
PET-negatief
PET-negatief
PET-positief
PET-positief
SRS-negatief
SRS-negatief
SRS-positief
SRS-positief
95 ± 5%
95 ± 5%
72 ± 12%
42 ± 13%
p < 0,001
p < 0,001
p < 0,001
92 ± 5%
70 ± 13%
p < 0,03
60 ± 15%
48 ± 17%
87 ± 7%
75 ± 10%
7 ± 6%
70 ± 9%
61 ± 10%
18 ± 12%