mijden we grotendeels de passage door de lever. Deze toedieningsvorm geniet dus de voorkeur boven de orale toediening als de be- handelingen niet metabool neutraal zijn. orale toediening van dergelijke behandelingen heeft immers de neiging om het gehalte aan triglyceriden, CrP en sommige stollingsfacto- ren te verhogen (12). Wordt toch gekozen voor de orale weg, dan gaat de voorkeur uit naar lage dosissen (13). tabool neutraal is. De impact op het vetprofiel varieert namelijk naargelang van de oes- troprogestatieve combinatie. In dit opzicht biedt dydrogesteron interessante kenmer- ken. alleen of gecombineerd met estradiol is dit middel immers metabool neutraal (14). Het doet geen afbreuk aan het gunstige ef- fect van estradiol op vasculair vlak en heeft geen invloed op de stolling. De combinatie van estradiol en dydrogesteron vermindert de schadelijke effecten van de menopauze op het vetprofiel en heeft de neiging om dit te verbeteren (15). ook verhoogt ze de insu- linegevoeligheid en verlaagt ze de resistentie tegen dit hormoon (15). al deze beschouwin- gen moeten echter worden gezien binnen het kader van een gepersonaliseerde benadering die rekening houdt met de ernst van de cli- macterische symptomen en de antecedenten van de patiënte. Saint-Pierre, Brussel) benadrukte het nade- geentekort dat ermee gepaard gaat, op het cardiovasculair systeem. De impact van HST op het cardiovasculair risico is moeilijker te omschrijven en maakt het voorwerp uit van een omvangrijke literatuur. Volgens de eerste epidemiologische gegevens verlagen de oestrogenen dit risico met onge- veer 50% (16). Die opvatting verloor echter terrein toen de gegevens van het studiepro- gramma van het WHI werden gepubliceerd. Dat uitgebreide programma omvatte twee studies. De ene vergeleek een HST met gecon- jugeerde equine oestrogenen 0,625mg/d en medroxyprogesteron 2,5mg/d met een placebo bij vrouwen die geen hysterectomie hadden ondergaan (17), de andere alleen oestrogeen- therapie met een placebo bij vrouwen van wie de baar moeder wel was verwijderd (18). equine oestrogenen en medroxyprogesteron- acetaat wees op een lichte maar significante stijging van de kans op cardiovasculaire aandoeningen en borstkanker als gevolg van de HST. De tweede studie benadrukte in dit opzicht het belang van het progestageen. oestrogeentherapie alleen verhoogt noch de incidentie van coronaire ziekte, noch die van invasieve borstkanker. Ze zou dus zelfs de incidentie van deze kanker kunnen verlagen. de impact van het progestageen en het nade- lige effect van medroxyprogesteron op de inci- dentie van coronaire aandoeningen (19). moment invloed van de leeftijd waarop de HST wordt Hsia et al. die aantoont dat geconjugeerde equine oestrogenen de incidentie van coro- naire aandoeningen kunnen verlagen in de leeftijdsgroep 50-59 jaar, maar deze inciden- tie verhogen bij vrouwen van 70 tot 79 jaar. In de California Teachers Study is hormoon- therapie efficiënt voor de preventie van car- diovasculaire aandoeningen wanneer ze al vroeg na het begin van de menopauze wordt gestart (21). LaCroix et al. ten slotte publi- ceerden in 2011 de incidentiegegevens na 10 jaar van patiëntes uit de WHI-studie die enkel werden behandeld met oestrogenen, uitge- splitst volgens de leeftijd (22). Deze auteurs stelden vast dat bij vrouwen van 50-59 jaar die werden behandeld met geconjugeerde equine oestrogenen, minder hartinfarcten en overlijdens werden genoteerd dan in de placebogroep. oestrogeentherapie daaren- tegen wordt geassocieerd met een hoger aantal hartinfarcten in de leeftijdsgroep van 70-79 jaar. gegevens die rechtvaardigen om geen HST toe te dienen aan een symptomatische vrouw tus- sen 50 en 59 jaar. In deze leeftijdsgroep zijn de climacterische symptomen overigens veel meer uitgesproken", besluit S. rozenberg. rest nog de vraag wie het best geplaatst is om een HST te starten. Zowel S. rozenberg als a. Scheen menen dat, naast de gynaeco- loog, ook de huisarts een belangrijke rol kan vervullen. De meest gecompliceerde geval- len vergen wellicht een pluridisciplinaire 1. mosca L et al. arch Fam med 2000;9:506-15. 2. anderson rN et al. Natl Vital Stat rep 2001;49:1-13. 3. 7. 11. mendelsohn mE, Karas rH. Science 2005;308:1583-7. 12. Filer WD, Filer rB. am Fam Physician 1994;49:1639-44. 13. renoux C et al. BmJ 2010;340:c2519. 14. mueck ao et al. maturitas 2009;65S: S51. 15. Crook et al. Br J obstet Gynaecol 1997;104:298-304. 16. Stampfer mJ, Colditz Ga, Prev med 1991;20:47-63. 17. roussouw et al. Jama 2002;288:321-33. 18. anderson GL et al. Jama 2004;291:1701-12. 19. Banks E et al. am J Epidemiol 2009;170:24-8. 20. Hsia et al. arch Intern med 2006;166:357-65. 21. Stram Do et al. menopause 2011;18:253-61. 22. LaCroix aZ et al. Jama 2011;305:1305-14. laboratoires abbott jaarlijkse bijeenkomst van de Belgian Society of Cardiology, Brussel, 2 februari 2012. metabolisme vrouwen vooral bang voor kanker, meer be- paald borstkanker. Toch vormen hart- en cerebrovasculaire aandoeningen de belang- rijkste doodsoorzaak bij deze populatie (1, 2). De kans om aan deze aandoeningen te over- lijden, stijgt aanzienlijk na de menopauze. voeding en metabole ziekten, CHu Sart-Til- man, Liège) stijgt het cardiometabool risico na de menopauze naarmate abdominale adi- positas toeneemt. Bij dit verschijnsel worden inflammatoire cytokines geproduceerd, stijgt het leptinegehalte en daalt het gehalte van adiponectine, een hormoon dat beschermt tegen insulineresistentie en endotheliale dis- functie. abdominale obesitas wordt ook geas- socieerd met het metaboolsyndroom, geken- merkt door insulineresistentie, stijging van de nuchtere bloedsuikerspiegel en de bloeddruk en atherogene dislipidemie met verlaging van de HDL-cholesterol en hypertriglyceridemie. al deze factoren zijn bevorderlijk voor de ont- wikkeling van atherosclerose en cardiovas- culaire events (3). De menopauze verhoogt dus onmiskenbaar het cardiovasculair risico, al blijft de impact van andere factoren, zoals bijkomende obesitas, doorslaggevend (4). HST gewichtstoename en abdominale adipositas, zoals blijkt uit de PEPI-studie, heeft hormoon- substitutietherapie (HST) de neiging om deze stijging af te remmen (5) of heeft ze helemaal geen nadelig effect op het gewicht (6). treft, wijzen de HErS-studie en de gegevens van het studieprogramma van het Women's Health Initiative (WHI) op het feit dat de com- oestrogenen en 2,5mg/d medroxyproges- teronacetaat de LDL-cholesterol met 10,3% verlaagt en de HDL-cholesterol matig, met 3,5%, verhoogt. ook het triglyceridengehalte stijgt met 24,1% (7, 8). Het is dus moeilijk te zeggen welke impact een dergelijke behan- deling heeft op het cardiometabool risico. van HST batenverhouding van HST op cardiometabool vlak optimaliseren. De behandeling wordt bij- voorbeeld het best gestart in het begin van de menopauze, dus tussen 50 en 60 jaar, als de kans op atheroscleroseletsels kleiner is (9). Deze vroege start heeft ook een heilzaam ef- fect op het vlak van cardiovasculaire events. als de behandeling later wordt gestart, kan dit een potentieel nadelig protrombotisch effect hebben op eventuele atherosclerose- letsels (10, 11). Sommige auteurs wijzen beschuldigend naar hormoonsubstitutietherapie (HST), die niet zo onschadelijk zou zijn voor het cardiovasculair systeem. symptomen tegengaat. Al moeten er wel een aantal voorzorgsmaatregelen worden genomen, vooral op het vlak van de keuze van het soort hormoontherapie. |