zouden een toename geven van atopische stoornissen. Men kon echter aantonen dat deze hygiënetheorie fout was en een aange- paste hypothese werd geformuleerd als de uitgebreide hygiënehypothese, waarbij wordt gesteld dat de initiële samenstelling van de darmflora bij kinderen een sleutelrol speelt bij de ontwikkeling van atopische aandoe- ningen. Een afwijkende samenstelling van de darmflora zou aanleiding geven tot het niet ontwikkelen van een normale immuunres- pons tegen bijvoorbeeld voedselallergenen of huisstofmijten. Het werkingsmechanisme is waarschijnlijk gebaseerd op Toll-like- receptoren. Men denkt dat peptidoglycan, dat aanwezig is in de celwand van grampositieve bacteriën, bij voorkeur zal binden aan TLR 2, welke IL-12-productie verhindert en op die manier aanleiding geeft tot een overwegend Th2-immuunrespons. Endotoxines, die aan- wezig zijn in de celwand van gramnegatie- ven, binden bij voorkeur aan TLR-4. Bij hoge doses geeft dit een Th1-respons en bij lage doses een Th2-immuunrespons. Dit verklaart de bevindingen van eerdere studies waarbij Zwitserse kinderen die werden grootgebracht op een boerderij, waar ze werden blootgesteld aan hoge doses endotoxines door het contact met dieren, beschermd bleken tegen astma en atopie. Zelfs zwangere vrouwen die tijdens hun zwangerschap op de boerderij verbleven, vertoonden minder kans op kinderen met astma. Dr. Vael: `Volgens Falkow en Blaser ningen zoals astma en obesitas veroorzaakt door afname van de darmbiodiversiteit. Elke generatie gebeurt er minder transfer van ma- ternele darmflora naar het kind als gevolg van verbeterde hygiënische omstandigheden.' de eerste week van het leven krijgt men ko- lonisatie met aerobe bacteriën, die de aanwe- zige zuurstof zullen opgebruiken. Vanaf het moment dat de zuurstof begint af te nemen, maken de eerste anaerobe bacteriën, bacte- roides clostridium en bifidobacteria, hun op- wachting. Bij inname van vast voedsel (vier tot zes maanden) komen er nog meer anaerobe bacteriën mee en op de leeftijd van één jaar is de samenstelling van de darmflora vergelijk- baar met deze van volwassenen. De laatste decennia is er een wijziging opgetreden in de samenstelling van de darmflora bij kinderen. Dr. Vael: `Studies hebben kunnen aantonen dat de concentraties van bifidobacteriën en bacteroides gedaald zijn, waarschijnlijk als gevolg van toegenomen hygiëne en een verminderde transfer van maternele darm- bacteriën. Dit geeft de mogelijkheid aan an- dere bacteriën om hun plaats in te nemen: staphylococcen van de paternele huid, bac- teriën afkomstig van voedsel of verplegend personeel bij gehospitaliseerde kinderen. Borstvoeding vertraagt of vermindert de kolo- nisatie met bacteroides e coli en clostridium difficile en beschermt tegen astma en obesi- tas. 14 op 17 observationele studies tonen een correlatie tussen darmflora en atopie. Slechts 2 ervan includeerden meer dan 100 kinderen en corrigeerden voor mogelijke confounders voor astma. Eén publicatie toont een associa- tie tussen atopische dermatitis en verminderde biodiversiteit op niveau van de darmflora.' zich, naast het definiëren van de meest ge- schikte cultuurmedia voor darmflora, op de relatie tussen het gebruik van antibiotica en het optreden van wheezen gedurende het eerste levensjaar en de relatie tussen vroeg- tijdige kolonisatie en astma gedurende de eerste levensjaren. 158 Vlaamse kinderen werden geïncludeerd bij de geboorte en aan de ouders werd gevraagd om een vragenlijst in te vullen gedurende de zwangerschap, 3 weken na de bevalling en daarna telkens om de 6 maanden tot het kind de leeftijd van drie had bereikt. Stoelgangsstalen wer- den genomen op 3 weken, 6 maanden en deren astma ontwikkelden op de leeftijd van drie jaar. Er werd gebruik gemaakt van selec- tieve kweekmedia aangezien bij eerdere stu- dies die gebruik maakten van andere media, waarschijnlijk de telling van lactobacillus of bifidobacteriën werd overschat. 50% van de kinderen kreeg antibiotica voorgeschreven gedurende de eerste 12 maanden van hun leven. Zoals gekend bestaat er een sterke correlatie tussen wheezing op 1 jaar en het gebruik van antibiotica, maar over oorzaak en gevolg heeft men geen zekerheid. In deze studie kregen kinderen met wheezing op de leeftijd van 6 maanden antibiotica, maar dit laatste was niet gerelateerd aan wheezing op latere leeftijd, bijvoorbeeld 12 maanden, wat deed besluiten dat deze kinderen antibiotica voorgeschreven kregen om reden van whee- zing als gevolg van een infectie. De aandacht ging dus vooral naar kolonisatie op jonge leef- tijd waar nog geen interferentie optreedt met de darmflora door antibiotica. gens de API (Astma Predictive Index)-index en dus waarschijnlijk astma zouden ontwikkelen op latere leeftijd, vertoonden 64% kolonisa- tie met bacteroides fragilis op de leeftijd van 3 weken. Als men gezonde kinderen vergelijkt met kinderen die astma ontwikkelen, ligt de concentratie aan bacteroides op alle leeftijden hoger, maar dit verschil is enkel significant op de leeftijd van drie weken. De resultaten werden gecorrigeerd voor bekende risico- factoren zoals borstvoeding, roken, gebruik van antibiotica, socio-economische status en geslacht. Zelfs na correctie voor deze con- founders bleek het risico op astma vier maal hoger bij kinderen die gekoloniseerd waren met bacteroides fragilis op de leeftijd van 3 weken. De resultaten werden bevestigd met DNA-fingerprintingtechniek waarbij nog een tweede soort werd geïdentificeerd, namelijk clostridium, die ook significant geassocieerd was met astma. tieve media gebruiken om de darmflora te be- studeren, antibioticagebruik is waarschijnlijk een gevolg van wheezen en niet andersom, en kolonisatie met deze bacteroides fragilis en clostridiumweffect op atopische dermati- tis maar dit werd niet bevestigd door latere studies. Als we prebiotica gebruiken die de concentratie van bifidobacteriën kunnen doen toenemen en ook lactobacillae, is er één studie die een reductie toonde in atopie, ec- zema, wheezen en het aantal infecties, maar dit werd niet bevestigd. We hebben nood aan meer studies om dit effect te bevestigen.' |