background image
29 maart 2012
|
Medi-Sfeer 390
| 47
gAstro news
ningen. Kleinere gezinnen en minder infecties
zouden een toename geven van atopische
stoornissen. Men kon echter aantonen dat
deze hygiënetheorie fout was en een aange-
paste hypothese werd geformuleerd als de
uitgebreide hygiënehypothese, waarbij wordt
gesteld dat de initiële samenstelling van de
darmflora bij kinderen een sleutelrol speelt
bij de ontwikkeling van atopische aandoe-
ningen. Een afwijkende samenstelling van de
darmflora zou aanleiding geven tot het niet
ontwikkelen van een normale immuunres-
pons tegen bijvoorbeeld voedselallergenen
of huisstofmijten. Het werkingsmechanisme
is waarschijnlijk gebaseerd op Toll-like-
receptoren. Men denkt dat peptidoglycan, dat
aanwezig is in de celwand van grampositieve
bacteriën, bij voorkeur zal binden aan TLR 2,
welke IL-12-productie verhindert en op die
manier aanleiding geeft tot een overwegend
Th2-immuunrespons. Endotoxines, die aan-
wezig zijn in de celwand van gramnegatie-
ven, binden bij voorkeur aan TLR-4. Bij hoge
doses geeft dit een Th1-respons en bij lage
doses een Th2-immuunrespons. Dit verklaart
de bevindingen van eerdere studies waarbij
Zwitserse kinderen die werden grootgebracht
op een boerderij, waar ze werden blootgesteld
aan hoge doses endotoxines door het contact
met dieren, beschermd bleken tegen astma
en atopie. Zelfs zwangere vrouwen die tijdens
hun zwangerschap op de boerderij verbleven,
vertoonden minder kans op kinderen met
astma. Dr. Vael: `Volgens Falkow en Blaser
worden zogenaamde postmoderne aandoe-
ningen zoals astma en obesitas veroorzaakt
door afname van de darmbiodiversiteit. Elke
generatie gebeurt er minder transfer van ma-
ternele darmflora naar het kind als gevolg van
verbeterde hygiënische omstandigheden.'
>
>
Laatste decennia
wijziging in de
samenstelling van onze
darmflora
De darm is steriel bij de geboorte en tijdens
de eerste week van het leven krijgt men ko-
lonisatie met aerobe bacteriën, die de aanwe-
zige zuurstof zullen opgebruiken. Vanaf het
moment dat de zuurstof begint af te nemen,
maken de eerste anaerobe bacteriën, bacte-
roides clostridium en bifidobacteria, hun op-
wachting. Bij inname van vast voedsel (vier tot
zes maanden) komen er nog meer anaerobe
bacteriën mee en op de leeftijd van één jaar is
de samenstelling van de darmflora vergelijk-
baar met deze van volwassenen. De laatste
decennia is er een wijziging opgetreden in de
samenstelling van de darmflora bij kinderen.
Dr. Vael: `Studies hebben kunnen aantonen
dat de concentraties van bifidobacteriën
en bacteroides gedaald zijn, waarschijnlijk
als gevolg van toegenomen hygiëne en een
verminderde transfer van maternele darm-
bacteriën. Dit geeft de mogelijkheid aan an-
dere bacteriën om hun plaats in te nemen:
staphylococcen van de paternele huid, bac-
teriën afkomstig van voedsel of verplegend
personeel bij gehospitaliseerde kinderen.
Borstvoeding vertraagt of vermindert de kolo-
nisatie met bacteroides e coli en clostridium
difficile en beschermt tegen astma en obesi-
tas. 14 op 17 observationele studies tonen een
correlatie tussen darmflora en atopie. Slechts
2 ervan includeerden meer dan 100 kinderen
en corrigeerden voor mogelijke confounders
voor astma. Eén publicatie toont een associa-
tie tussen atopische dermatitis en verminderde
biodiversiteit op niveau van de darmflora.'
>
>
Antibiotica en wheezing
Het onderzoek van dr. Vael concentreerde
zich, naast het definiëren van de meest ge-
schikte cultuurmedia voor darmflora, op de
relatie tussen het gebruik van antibiotica en
het optreden van wheezen gedurende het
eerste levensjaar en de relatie tussen vroeg-
tijdige kolonisatie en astma gedurende de
eerste levensjaren. 158 Vlaamse kinderen
werden geïncludeerd bij de geboorte en aan
de ouders werd gevraagd om een vragenlijst
in te vullen gedurende de zwangerschap,
3 weken na de bevalling en daarna telkens
om de 6 maanden tot het kind de leeftijd
van drie had bereikt. Stoelgangsstalen wer-
den genomen op 3 weken, 6 maanden en
1 jaar. De vraag was hoeveel van deze kin-
deren astma ontwikkelden op de leeftijd van
drie jaar. Er werd gebruik gemaakt van selec-
tieve kweekmedia aangezien bij eerdere stu-
dies die gebruik maakten van andere media,
waarschijnlijk de telling van lactobacillus of
bifidobacteriën werd overschat. 50% van de
kinderen kreeg antibiotica voorgeschreven
gedurende de eerste 12 maanden van hun
leven. Zoals gekend bestaat er een sterke
correlatie tussen wheezing op 1 jaar en het
gebruik van antibiotica, maar over oorzaak
en gevolg heeft men geen zekerheid. In deze
studie kregen kinderen met wheezing op de
leeftijd van 6 maanden antibiotica, maar dit
laatste was niet gerelateerd aan wheezing op
latere leeftijd, bijvoorbeeld 12 maanden, wat
deed besluiten dat deze kinderen antibiotica
voorgeschreven kregen om reden van whee-
zing als gevolg van een infectie. De aandacht
ging dus vooral naar kolonisatie op jonge leef-
tijd waar nog geen interferentie optreedt met
de darmflora door antibiotica.
>
>
Leeftijd van 3 weken
Van de kinderen die positief waren voor vol-
gens de API (Astma Predictive Index)-index en
dus waarschijnlijk astma zouden ontwikkelen
op latere leeftijd, vertoonden 64% kolonisa-
tie met bacteroides fragilis op de leeftijd van
3 weken. Als men gezonde kinderen vergelijkt
met kinderen die astma ontwikkelen, ligt de
concentratie aan bacteroides op alle leeftijden
hoger, maar dit verschil is enkel significant
op de leeftijd van drie weken. De resultaten
werden gecorrigeerd voor bekende risico-
factoren zoals borstvoeding, roken, gebruik
van antibiotica, socio-economische status en
geslacht. Zelfs na correctie voor deze con-
founders bleek het risico op astma vier maal
hoger bij kinderen die gekoloniseerd waren
met bacteroides fragilis op de leeftijd van
3 weken. De resultaten werden bevestigd met
DNA-fingerprintingtechniek waarbij nog een
tweede soort werd geïdentificeerd, namelijk
clostridium, die ook significant geassocieerd
was met astma.
Dr. Vael concluceerde: `Men moet meer selec-
tieve media gebruiken om de darmflora te be-
studeren, antibioticagebruik is waarschijnlijk
een gevolg van wheezen en niet andersom,
en kolonisatie met deze bacteroides fragilis
en clostridiumweffect op atopische dermati-
tis maar dit werd niet bevestigd door latere
studies. Als we prebiotica gebruiken die de
concentratie van bifidobacteriën kunnen
doen toenemen en ook lactobacillae, is er één
studie die een reductie toonde in atopie, ec-
zema, wheezen en het aantal infecties, maar
dit werd niet bevestigd. We hebben nood aan
meer studies om dit effect te bevestigen.'
Dr. Carl Vael (KLINA, Antwerpen)