trapancreatische NET en er is geen formeel bewijs van het nut van die geneesmiddelen bij weinig gedifferentieerde tumoren. sie van SST2. Het nut ervan moet nog worden onderzocht in gerandomiseerde, gecontroleerde studies. 1. 11. PavelM,etal.Lance.2011;378(9808):2005-12. essievr er otale o er uit 1999 dateren, is 2% van alle darmkankers verbonden aan de ziekte van Crohn. "Dat cijfer is vandaag waarschijnlijk overdreven", meent Denis Franchimont. Ook al zijn 70 tot 140 van de 7.000 nieuwe geval- len van darmkanker in ons land per jaar verbonden aan inflammatoire colitis (1-2%). De ramingen in dit domein zijn immers erg vertekend: de studies zijn retrospectief, worden uitgevoerd bij populaties waar de prevalentie en incidentie laag zijn en houden niet noodzakelijk rekening met sommige verwarrende factoren zoals de preventieprogramma's, de al dan niet aan- wezigheid van een proctocolectomie, de gebruikte behandelingen en de aanwezigheid van een chemopreventie met mesalamine. Bovendien mag het risico van darmkanker bij MICI in deze studies niet los worden gezien van de andere risico's (sporadisch adenoom, familiale antecedenten...). En we mogen ook niet vergeten dat het risico cumulatief is ( in deze meta-analyse uit 2001, wordt dit pessimisme niet bevestigd in latere studies." na 30 jaar van 2,7% (2) en biedt 4 interessante conclusies: - het risico verschilt naargelang van het type MICI; het is klein bij de - maar wel gedaald in vergelijking met de algemene bevolking; - de totale mortailiteit is gedaald. haar duur ernstige risicofactoren. Een case-control-nichestudie die werd uitgevoerd in Kopenhagen en Minnesota (VS) toonde aan dat in geval van MICI de aanwezigheid van scleroserende cholangitis (OR = 6,9) en van symptomen gedurende meer dan een jaar (OR = 3,2) twee ernstige fac- toren zijn waarmee rekening moet worden gehouden (3). Parallel werden ook verschillende beschermende factoren aangeduid: de realisatie van > 1 colonoscopie (OR = 5,3), een behandeling met mesalamine > 2g/d zonder therapeutische onderbreking (OR = 1,6), het regelmatige gebruik van 5-ASA in de laatste 5 jaar (OR = 2,3) of het gebruik van 5-ASA aan het einde van de follow-up (OR = 2,4) (3). Ook de familiale antecedenten beïnvloeden de kans op dysplasie of colorectale kanker (4) binatie met een gepaste medische behandeling en het gebruik van 5-ASA denken. We kennen immers steeds beter de invloed van een proctocolectomie op de incidentie (en mortaliteit) van darmkanker, de endoscopische screening- en toezichtsprogramma's zijn beter uitgewerkt en we kunnen chemopreventie doorvoeren. "Deze maatregelen zijn echter pas optimaal als we ze beter integreren in de dagelijkse praktijk", zegt Denis Franchimont (ULB). Een samenvatting. |