background image
29 maart 2012
|
Medi-Sfeer 390
| 49
gAstro news
>
>
En de lever?
Een progressieve leverfunctiestoornis geeft aanleiding tot een verlen-
ging van de protrombinetijd en de aPTT. Deze tests vormen overigens
een belangrijke prognostische factor en worden dan ook opgenomen
in verschillende evaluatietools, zoals de criteria van het King's College,
die worden gebruikt bij acute leverinsufficiëntie, de Child Pugh- of de
MELD-score (1).
Algemeen wordt aangenomen dat een verlenging van de protrombinetijd,
zoals wordt vastgesteld bij cirrose, gepaard gaat met een verhoogd risico
op bloedingen. In verschillende referentiewerken over hematologie wordt
cirrose ingedeeld bij de verworven stollingsstoornissen; de auteurs me-
nen overigens dat een verlengde protrombinetijd bij patiënten met cirrose
wijst op een verhoogd risico op bloedingen (2). Is dat zo?
De beperkingen van de conventionele tests die worden gebruikt om de
coagulatie te evalueren, in het bijzonder het feit dat met deze tests niet
de volledige coagulatiecascade kan worden onderzocht, hebben geleid
tot de ontwikkeling van andere tests, zoals de trombinegeneratietest die
een beter beeld van de hemostase geeft (3).
>
>
Een delicaat evenwicht
Tripodi et al. toonden in 2005 aan dat cirrotische patiënten een normaal
resultaat kunnen hebben op een trombinegeneratietijd en tegelijk afwij-
kende resultaten op conventionele tests zoals de protrombinetijd of de
INR (4). Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat cirrose niet enkel
gepaard gaat met een afname van de stollingsfactoren maar ook van de
antistollingsfactoren. "Ons lichaam streeft naar een evenwicht in deze
situatie, maar dat evenwicht is heel delicaat", benadrukt Jan Schouten.
De patiënt kan dus zowel naar trombose als naar bloeding evolueren
(
Figuur 3).
>
>
Interessante klinische observaties
Een in 1981 verschenen studie wees al uit dat op basis van de protrom-
binetijd de duur van een bloeding na een leverbiopsie niet kan worden
voorspeld (5). Met andere woorden, een normale protrombinetijd kan niet
worden beschouwd als predictief voor de afwezigheid van bloeding.
De afname van de transfusiebehoeften bij getransplanteerde patiënten in
de loop van de voorbije decennia houdt waarschijnlijk meer verband met
de verbetering van de chirurgische technieken dan met de reductie van
de protrombinetijd (6).
Een Spaanse studie dwingt ons eveneens om bepaalde concepten te
herzien. De onderzoekers vergeleken geactiveerde recombinante factor
VII met een placebo bij 245 cirrotische patiënten die waren opgenomen
vanwege een bloeding van het bovenste gedeelte van het spijsverte-
ringskanaal (7). Zoals hierboven vermeld, wordt geactiveerde factor VII
beschouwd als een doorslaggevend element in de coagulatiecascade.
Men zou dus een duidelijke afname van de bloedingen kunnen verwach-
ten in de groep die factor VIIa kreeg, maar dat was niet het geval. Een
vaststelling die lijkt te bevestigen dat het de portale hypertensie en niet
de coagulatie is die bloedingen van het bovenste gedeelte van het spijs-
verteringskanaal in de hand werkt bij cirrosepatiënten.
>
>
Minder trombosen?
Jarenlang is gedacht dat cirrose een beschermend effect had tegen trom-
bosen. Ook dit concept lijkt fout te zijn. Het plasma van cirrotische patiën-
ten is resistent tegen antistollingsfactoren en de trombogeniciteit ervan
is vergelijkbaar met die van patiënten met een C-proteïnedeficiëntie (8).
Een vaststelling die lijkt te worden bevestigd door een in Denemarken
uitgevoerde case-controlstudie, die uitwijst dat cirrose is geassocieerd
met een hoog relatief risico op veneuze trombose (9).
De prevalentie van trombose van de vena porta is overigens gerelateerd
aan de ernst van de leveraantasting: ze bedraagt 1% in geval van gecom-
penseerde cirrose maar schommelt tussen 8 en 25% bij kandidaten voor
een transplantatie (10).
Patiënten met een leveraandoening onder hemodialyse hebben door-
gaans enkel baat bij lichte anticoagulatie, of krijgen geen enkele antistol-
lingsbehandeling om trombose van het hemodialysecircuit te voorkomen.
Dit beleid moet misschien worden herzien omdat trombosen van het
hemofiltratiecircuit vaak voorkomen in geval van leverfalen (11).
Figuur 3: Bij cirrotische patiënten is het evenwicht tussen stollingsbevorderende en stollingsremmende factoren zeer precair.
Normale situatie ­ hemostatisch evenwicht
Stollingsbevorderende factoren
Stollingsbevorderende factoren
Stollingsremmende factoren
Leverziekte ­ verstoring van het hemostatische evenwicht
Stollingsremmende factoren
Gegevens wijzen uit dat de generatie van trombine normaal is bij cirrotische
patiënten, met als gevolg dat de afname van stollingsremmende factoren
wordt tegengegaan.
Bij cirrotische patiënten is het evenwicht tussen stollingsbevorderende en
stollingsremmende factoren precair. De situatie kan omslaan naar zowel
trombose als bloeding.
Op basis van de protrombinetijd kan de bloedingsneiging bij cirrotische
patiënten niet worden geëvalueerd.
De coagulatie lijkt geen rol te spelen in bloedingen van het bovenste gedeelte
van het spijsverteringskanaal bij patiënten met cirrose.