background image
50 |
Medi-Sfeer 390
|
29 maart 2012
gAstro news
>
>
Hypercoagulabiliteit en fibrogenese
Gegevens suggereren dat de hemostase een rol speelt in de ontwikkeling
van leverfibrose (12). Cirrose is geassocieerd met de aanwezigheid van
microthrombi en met de afzetting van fibrine in de bloedvaten van de
lever. Trombine zou overigens in staat zijn om de productie van collageen
en procollageen te stimuleren.
"Dit doet vragen rijzen op het vlak van de dagelijkse praktijk", aldus
Jan Schouten. Correctie van de INR voor een invasieve ingreep staat ter
discussie omdat ze een schadelijk effect zou kunnen hebben omdat ze
de progressie van fibrose of het ontstaan van trombose in de hand werkt.
Adequaat interfereren met de coagulatiecascade zou leverfibrose in
theorie dan weer kunnen verminderen.
In de studie WAFT-C worden orale anticoagulantia geëvalueerd bij
patiënten die hepatitis C ontwikkelen na transplantatie, een entiteit die
wordt gekenmerkt door een snelle progressie van de fibrose en een wei-
nig bevredigende reactie op de combinatie van gepegyleerd interferon en
ribavirine. Het gebruik van anticoagulantia moet de trombineconcentra-
tie, de activering van stellaire cellen en fibrose verminderen.
In een gerandomiseerde, prospectieve studie die werd voorgesteld op
het laatste congres van de AASLD (American Association for the Study
of Liver Disease) werd een heparine met laag moleculair gewicht, meer
specifiek enoxaparine, vergeleken met een placebo bij patiënten met
geavanceerde cirrose (13). De resultaten van de studie wijzen uit dat
enoxaparine een preventief effect heeft op het ontstaan van vena porta-
trombose, maar - misschien nog verrassender - dat het geassocieerd is
met een afname van de incidentie van gedecompenseerde cirrose en
mortaliteit.
Dit is een congresverslag. Het doel ervan is om informatie te verstrekken over onderzoek in dit domein. Het is
mogelijk dat de gerapporteerde gegevens niet zijn gevalideerd door de Belgische autoriteiten.
Referenties
1.
O'GradyJ,etal.Gastroenterology1989;97:439-45.
2.
HoffbrandAV,PetitJE.EssentielHaematology,BlackwellScience,ThirdEdition,table18.3.
3.
TripodiA,MannuciM.NEnglJMed2011;365:147-56.
4.
TripodiA,etal.Hepatology2005;41:553-8.
5.
EweK,etal.DigDisSci1981;26:388-93.
6.
deBoerMT,etal.DigSurg2005;22:265-75.
7.
BoschJ,etal.Gastroenterology2004;127:1123-30.
8.
TripodiA,etal.Gastroenterology2009;137:2105-11.
9.
SogaardKK,etal.AmJGastroenterol2009;104:96-101.
10. FrancozC,etal.Gut2005;54:691-7.
11. AgarwalB,etal.JHepatol2009;51:504-9.
12. AnsteeQM,etal.ClinResHepatolGastroenterol2011;35:526-33.
13. VillaE,etal.AASLD2011,P02,ID#120.
Orale anticoagulantia worden geëvalueerd bij
hepatitis C na transplantatie met als doel de
vermindering van de fibrose.
Cirrotische patiënten lopen een verhoogd risico op diepe veneuze trombose.
De prevalentie van trombose van de vena porta is gecorreleerd aan de ernst
van de cirrose.