background image
MEDI-
SfEEr
396
66
29 juni 2012
MEDI-
SfEEr
396
67
29 juni 2012
GASTRO
neWs
populatie zagen we bij de patiënten boven de 15 jaar een meer-
derheid aan meisjes. in Belcro zijn 98% van de patiënten Kau-
kasisch. Er werd vastgesteld dat migranten de incidentie van MC
overnemen van het land van verblijf, zelfs als MC in hun land van
herkomst erg zeldzaam is. Hiermee bevestigt men het belang van
omgevingsfactoren in de etiologie van MC (11). België heeft een
grote populatie van Turkse en Marokkaanse migranten. Zij beho-
ren echter tot het Kaukasische ras en konden niet onderscheiden
worden. De overige 2% van de patiënten was van Aziatische en
Zuid-Amerikaanse oorsprong.
Er werd vastgesteld dat migranten
de incidentie van MC overnemen van
het land van verblijf, zelfs als
MC in hun land van herkomst erg
zeldzaam is. Hiermee bevestigt men
het belang van omgevingsfactoren
in de etiologie van MC.
Presentatie en behandeling in BELCrO
na een mediane symptoomduur van 3m (1-12m) werd de diag-
nose van MC bij Belgische kinderen gesteld. Dit is erg kort t.o.v.
de omliggende landen (8, 12). Ons erg toegankelijke gezondheids-
systeem en de korte afstanden binnen ons land kunnen hier mee
verantwoordelijk voor zijn. De patiënten hadden een mediane
leeftijd van 12,5 jaar (1,6-18j.) bij diagnose. Dit komt overeen met
de ons omringende landen (8).
De meest voorkomende symptomen
zijn buikpijn, diarree en
gewichtsverlies of gebrek aan
gewichtstoename.
Groei en ontwikkeling zijn
belangrijke factoren bij de
diagnose en de behandeling.
De meest voorkomende symptomen zijn buikpijn (84%), diarree
(72%) en gewichtsverlies of gebrek aan gewichtstoename (72%).
negenentwintig procent presenteerde met een afbuigende groei
en 8,7% had een zware groeiretardatie (lengte z-score < 2SD). in
25% was de BMi-z-score -2SD. Groei en ontwikkeling zijn be-
langrijke factoren bij de diagnose en de behandeling. Vroegtijdige
therapie en adequate nutritionele ondersteuning zouden moeten
leiden tot een inhaalgroei zodat een normale lengte en gewicht
behaald kan worden.
De diagnose werd bij 70% gesteld door een pediatrische gastro-
enteroloog en meer dan de helft van de diagnoses vond plaats in
een universitaire instelling. in de 3 maanden voor de diagnose had
23% een infectie, waarvan 40% een buikgriep. Heelkunde (veel-
al nKO-ingrepen) vond plaats in 42% voor diagnose, waarvan
slechts 17% gerelateerd was aan de onderliggende MC. Passief
roker was aanwezig bij 16% en 1% was actief roker.
in 7% van de patiënten was er een eerstegraadsfamilielid met
inflammatoire darmziekten. Andere auto-immuun-pathologieën
(lupus, coeliakie, diabetes type i, psoriasis...) vond men terug bij
de families van 36% van de patiënten.
In 7% van de patiënten was er
een eerstegraadsfamilielid met
inflammatoire darmziekten.
De darmaantasting, geclassificeerd volgens de Montreal-classifi-
catie aan de hand van endoscopie, histologie en beeldvorming,
bevestigde een extensieve (L3) aantasting in het grootste deel
van de patiënten. Geïsoleerde ileale aantasting was aanwezig in
13% en 24% had geïsoleerde colonaantasting. Geïsoleerde aan-
tasting van het colon was de voorkeurslokalisatie bij de kinderen
onder de 6 jaar. Zeventig procent van de patiënten had eveneens
aantasting van de bovenste gastro-intestinale tractus. Dit per-
centage ligt erg hoog t.o.v. de volwassen literatuur. Er werd niet
gekeken naar de histologische details. Het kan dus zijn dat dit
voornamelijk om aspecifieke inflammatie gaat. Bovendien wor-
den er bij kinderen steeds gastroscopies uitgevoerd ter diagnose.
Peri-anale aantasting bedroeg 26% en 29% presenteerde met
extra-intestinale aandoeningen (erythema nodosum, arthritis,
uveïtis, arthralgieën of pyoderma gangrenosum). Afgaand op de
scores die de ernst van de ziekte evalueren, had 47% een mild
tot matige ziekteactiviteit en 45% een matig tot ernstige ziek-
teactiviteit bij diagnose.
Slechts 24% van de patiënten kreeg bij diagnose een monothera-
pie, de meerderheid werd behandeld met een combinatie van pre-
paraten. Steroïden (prednisolone, budesonide) maakte hiervan bij
64% van de patiënten deel uit, immuunmodulatoren (azathiopri-
ne, 6MP, Methotrexaat) bij 43% en 5-ASA preparaten bij 40%.
5-ASA-preparaten hebben tegenwoordig geen duidelijke plaats
meer in de behandeling van Crohn colitis. Het hoge percentage
van hun gebruik bij diagnose komt vermoedelijk overeen met de
patiënten die voor 2008 gediagnosticeerd werden. Hoewel erg ef-
ficiënt bij kinderen kreeg slechts een beperkt aantal patiënten en-
terale therapie. Het werd nooit als monotherapie voorgeschreven
in deze groep patiënten.