derheid aan meisjes. in Belcro zijn 98% van de patiënten Kau- kasisch. Er werd vastgesteld dat migranten de incidentie van MC overnemen van het land van verblijf, zelfs als MC in hun land van herkomst erg zeldzaam is. Hiermee bevestigt men het belang van omgevingsfactoren in de etiologie van MC (11). België heeft een grote populatie van Turkse en Marokkaanse migranten. Zij beho- ren echter tot het Kaukasische ras en konden niet onderscheiden worden. De overige 2% van de patiënten was van Aziatische en Zuid-Amerikaanse oorsprong. nose van MC bij Belgische kinderen gesteld. Dit is erg kort t.o.v. de omliggende landen (8, 12). Ons erg toegankelijke gezondheids- systeem en de korte afstanden binnen ons land kunnen hier mee verantwoordelijk voor zijn. De patiënten hadden een mediane leeftijd van 12,5 jaar (1,6-18j.) bij diagnose. Dit komt overeen met de ons omringende landen (8). (72%) en gewichtsverlies of gebrek aan gewichtstoename (72%). negenentwintig procent presenteerde met een afbuigende groei en 8,7% had een zware groeiretardatie (lengte z-score < 2SD). in 25% was de BMi-z-score -2SD. Groei en ontwikkeling zijn be- langrijke factoren bij de diagnose en de behandeling. Vroegtijdige therapie en adequate nutritionele ondersteuning zouden moeten leiden tot een inhaalgroei zodat een normale lengte en gewicht behaald kan worden. enteroloog en meer dan de helft van de diagnoses vond plaats in een universitaire instelling. in de 3 maanden voor de diagnose had 23% een infectie, waarvan 40% een buikgriep. Heelkunde (veel- al nKO-ingrepen) vond plaats in 42% voor diagnose, waarvan slechts 17% gerelateerd was aan de onderliggende MC. Passief roker was aanwezig bij 16% en 1% was actief roker. inflammatoire darmziekten. Andere auto-immuun-pathologieën (lupus, coeliakie, diabetes type i, psoriasis...) vond men terug bij de families van 36% van de patiënten. catie aan de hand van endoscopie, histologie en beeldvorming, bevestigde een extensieve (L3) aantasting in het grootste deel van de patiënten. Geïsoleerde ileale aantasting was aanwezig in 13% en 24% had geïsoleerde colonaantasting. Geïsoleerde aan- tasting van het colon was de voorkeurslokalisatie bij de kinderen onder de 6 jaar. Zeventig procent van de patiënten had eveneens aantasting van de bovenste gastro-intestinale tractus. Dit per- centage ligt erg hoog t.o.v. de volwassen literatuur. Er werd niet gekeken naar de histologische details. Het kan dus zijn dat dit voornamelijk om aspecifieke inflammatie gaat. Bovendien wor- den er bij kinderen steeds gastroscopies uitgevoerd ter diagnose. Peri-anale aantasting bedroeg 26% en 29% presenteerde met extra-intestinale aandoeningen (erythema nodosum, arthritis, uveïtis, arthralgieën of pyoderma gangrenosum). Afgaand op de scores die de ernst van de ziekte evalueren, had 47% een mild tot matige ziekteactiviteit en 45% een matig tot ernstige ziek- teactiviteit bij diagnose. pie, de meerderheid werd behandeld met een combinatie van pre- paraten. Steroïden (prednisolone, budesonide) maakte hiervan bij 64% van de patiënten deel uit, immuunmodulatoren (azathiopri- ne, 6MP, Methotrexaat) bij 43% en 5-ASA preparaten bij 40%. 5-ASA-preparaten hebben tegenwoordig geen duidelijke plaats meer in de behandeling van Crohn colitis. Het hoge percentage van hun gebruik bij diagnose komt vermoedelijk overeen met de patiënten die voor 2008 gediagnosticeerd werden. Hoewel erg ef- ficiënt bij kinderen kreeg slechts een beperkt aantal patiënten en- terale therapie. Het werd nooit als monotherapie voorgeschreven in deze groep patiënten. |