ging (België) heeft hij dankzij seminaries, zijn vormingstraject en de werkgroepen een aantal ideeën ontwikkeld omtrent de kwa- liteit van de band met patiënten. Hij weet dan ook heel wat over burn-out en het psy- chisch lijden van verzorgenden. Hij aarzelt niet om te stellen: "We zijn nog niet door de moeilijkheden heen die we vandaag de dag in het beroep kennen. Vermoedelijk zijn we vertrokken voor tien jaar hel, jammer genoeg voor onze patiënten en voor de artsen". Zijn eerste werk over burn-out is vandaag nog steeds een referentie voor wat betreft de conceptuele en etiologische analyse van het uitputtingssyndroom bij beroepsmensen uit de gezondheidszorg. Momenteel publiceert hij een nieuw boek over het onderwerp. Ditmaal legt hij de nadruk op de princi- pes van de zorgverlening bij het syndroom van uitputting op beroepsvlak (1). na een duidelijke omschrijving van het probleem, in aansluiting op een nationaal onderzoek dat in 2001 in een medisch tijdschrift gepu- bliceerd werd en destijds al aantoonde dat 50% van de geneesheren symptomen van burn-out vertoonden, toont de directeur van het iFTS aan dat de aanpak van burn- out voornamelijk individueel moet zijn, ook al zijn de oorzaken ervan velerlei, verschil- lend en collectief. Hij stelt voor om "een methode in tien fases" in te voeren "die de patiënt doorheen dit avontuur zal helpen en het hem mogelijk zal maken om een nieuwe en betere start in het leven te nemen". te maken heeft met het werk, maar ook met de persoonlijkheid van het slachtoffer. "Het is werkelijk een vermenging van het professi- onele aspect en het privéleven. Niet iedereen heeft last van een burn-out, maar iedereen kan uiteindelijk uitgeput raken. Dit gezegd zijnde, ik heb de indruk dat de werksfeer steeds beklemmender wordt. De oorzaak daarvan is niet zozeer de persoonlijkheid van de arts, maar wel de omstandigheden waarin men hem laat werken". naar zijn mening bestaat de oplossing voor de actuele proble- men in de geneeskunde erin om het beroep eerstelijnshulp. "We moeten absoluut streven naar een aan- trekkelijkere wijze van werken voor de jongeren, het systeem aldus veranderen, in- dien men kwaliteitsgeneeskunde wenst te behouden". over de toekomst van zijn beroep echter niet onder stoelen of banken. "Wat mij verontrust, is dat de patiënt morgen niet meer als een ge- heel beschouwd zal worden. Een huisarts moet een cardiologische diagnose kunnen stellen zon- der zelf cardioloog te zijn. Naar het voorbeeld van Canada is een micro-opleiding in communi- catie- en luistertechnieken noodzakelijk opdat de arts, zoals in Duitsland, het `Balintbrevet' zou krijgen voor zijn luistervaardigheid en het vermogen om het lichamelijke en psychische aspect als één geheel te bekijken". toond hebben voor de opleidingen en de seminaries van Balint, zijn er weinig die een grondige opleiding gevolgd hebben en de methodologie, waarmee Michel Delbrouck 25 jaar praktijkervaring heeft, van de Balint- groepen gebruiken. Diegenen die zeggen dat er in de geneeskunde niets verandert, hebben ongelijk. Vandaag de dag zijn er psychologen aanwezig in de ziekenhuizen, wat voordien niet het geval was. Ondanks het feit dat alles com- plexer wordt, evolueren de zaken gunstig voor wat betreft de relatie patiënt-verzorgende". gespecialiseerde opleidingen te volgen, gedre- ven als hij is om zichzelf te bevragen en zijn praktijk te verbeteren. Hij is houder van een Europees Certificaat voor Psychotherapie (ECP), psychotherapeut in de Gestalttherapie aan de Parijse School voor Gestalt en houder van een bekwaamheidscertificaat voor neu- rolinguistische Programmatie (nLP), afgele- verd door het New York Institute of Neuro- Linguistic Programmation. Eerst volgde hij 5 jaar bio-energie, een vorm van lichaamsge- richte psychotherapie, daarna 8 jaar opleiding in Gestalt, gevolgd door 13 jaar analyse en vorming in de psychoanalyse van jung. "Waar- om gaat men in psychotherapie? Omdat men zich vragen stelt die men vervolgens in langere ten in de huisartsenpraktijk. Je stelt echter vast dat je niet voldoende bevoegd bent en dat je extra opleiding nodig hebt". bleem leek te zijn, nu net een rijkdom is. "Als ik tussen psychiaters vertoefde, werd de genees- kunde met een scheef oog bekeken. Onder art- sen werd de psychiater scheef bekeken. Ik heb er dus jarenlang onder `geleden' dat ik beide was. Nu is het werkelijk fantastisch, want ik geef les in psychopathologie te Parijs en kan een medische oriëntatie, of omgekeerd, een psychologische oriëntatie aanbrengen, wat een onschatbare rijkdom inhoudt. Ik voeg hieraan toe dat men er zich sinds twee jaar, dankzij de opkomst van de neurowetenschappen, bewust van geworden is dat zowel psychoanalytische gegevens als ontdekkingen binnen de neuro- wetenschappen gestaafd worden. Er is dus geen reden meer voor discussies tussen beoefenaars van verschillende disciplines; integendeel, we moeten elkaar helpen en met elkaar praten. Dit heeft zin en verantwoordt de positie van de psychotherapeut". Delbrouck ons nog mee dat hij sedert 2007 buitengewoon lid is van het internationaal instituut voor Psychoanalyse en Psychothe- rapie Charles Baudouin te Genève (www.in- stitut-baudouin.org). Paul Montangerand, een Zwitsers psychoanalyst die vandaag 91 jaar oud is en die zowel contact heeft gehad met Freud als met jung, is er een tijdlang voorzitter van geweest. Michel Del- brouck heeft twee van zijn boeken bewaard die zijn geestelijke leermeester aan hem op- gedragen heeft met de woorden: "Liefde, Nederigheid en Zelfhumor omdat de lol er nog niet af is!" Dat is wat Michel Delbrouck probeert aan te leren. |