ten met de grootste gezondheidsuitgaven goed voor 49% van het totale budget", aldus prof. Roy Remmen (Universiteit Antwerpen). de 50% `goedkoopste' patiënten gaven slechts 3% van het totale budget uit. Bovendien gaat het bij de patiënten met veel kosten om een beperkt aantal aandoeningen: hart- aandoeningen, kanker, mentale aandoe- ningen en problemen met de luchtwegen. De hoge kosten van deze aandoeningen staan in schril contrast met de vaststelling dat de preventieve maatregelen die er best tegen genomen worden heel goedkoop zijn: meer bewegen, stoppen met roken en ge- zonder eten. De boodschap van prof. Rem- men is echter ook positief: "De huisartsen hebben het gereedschap in handen om dit probleem aan te pakken." zich het chronischezorgmodel eigen ma- ken. Een belangrijk gegeven daarbij is dat de huisarts zich moet kunnen inleven in de chronische patiënt. "We beseffen dat soms te weinig maar studies geven aan dat chronische patiënten tweemaal zo veel `slechte dagen' hebben als patiënten die niet aan een chro- nische aandoening lijden. Maar liefst 14% van de patiënten met een chronische ziekte zegt dagelijks een slechte dag te beleven. Hun aandoening heeft dus duidelijk impact, niet alleen op het overlijden van de patiënt, maar ook op de kwaliteit van het leven", zegt con- gresvoorzitter Tom Jacobs. De impact op de sterfgevallen is makkelijk te becijferen: in Vlaanderen (2009) zijn hart- en vaatziek- ten (33%), kanker (28%) en chronische aandoeningen van de onderste luchtwegen (6%) goed voor meer dan tweederde van de sterfgevallen. De impact op de kwaliteit van het leven is vaak moeilijker in cijfers vast te leggen. kwaliteit van het leven en het functioneren van een patiënt met een chronische aandoe- ning er op achteruit gaan. De ziektekosten nemen ondertussen toe, zowel familiaal als maatschappelijk", aldus Maaike Van Over- loop. Het zal geen verwondering wekken dat ook in het chronischezorgmodel pre- ventie een belangrijke plaats inneemt. "Een studie in de BMJ uit 2011 toonde aan dat een gezonde levensstijl 80% van de hartaandoe- derde van de kankergevallen zou kunnen voorkomen. Het is dan ook belangrijk om de patiënt te motiveren om er een gezonde(re) levensstijl op na te houden." tal chronische ziekten ligt hoger bij de lagere sociale klassen. We vergeten te vaak dat een tiende van de bevolking gecatalogeerd kan worden als `functioneel analfabeet'. Dat be- tekent dat zij niet in staat zijn schriftelijke noch mondelinge informatie te verwerken, laat staan ze analyseren of toepassen op de eigen situatie", legt Maaike Van Overloop de vinger op de wonde: bij de huisarts zou vaker het `belletje' moeten rinkelen dat de patiënt hem niet verstaan heeft en dus ook niet kan ageren zoals de huisarts dat zou willen. ten durven stellen is of de zorg vandaag wel optimaal is. Studies uit de Verenigde Staten tonen aan dat er vaker dan gedacht sprake is van onderbehandeling. Amper 15 à 25% van de mensen met hypertensie zouden daar ook (correct) voor behandeld worden. Voor depressie (25%) en diabetes (42%) zijn de cijfers iets beter, maar nog steeds niet denderend. Onder meer multimorbi- diteit zorgt ervoor dat dit probleem alleen maar toeneemt. blijven staan. 71% van de patiënten geeft aan dat er geen coördinatie in de zorg is en 17% spreekt zelfs van contradictorische informatie van de verschillende hulpver- leners. `Zij vinden dat de (huis)arts te vaak de ziekte van de patiënt behandelt, veeleer dan de patiënt met een ziekte, stelt Tom Jacobs vast. Maar ook artsen voelen zich in de kou gezet. Een studie uit 2005 toonde aan dat 57% algemene voldoening over zijn werk ervaart. Wanneer het enkel over chro- nische patiënten gaat, zakt de voldoening tot 36%. De huisarts is dus ook niet tevre- den over de manier waarop hij vandaag met chronische patiënten moet omgaan. Artsen stellen tevens vast dat de manier waarop de opleiding gegeven wordt (vooral aandacht voor `cure' veeleer dan voor `care' zorgt voor een negatief beeld, een lage status van chronische zorg." |