strekkers in en buiten de gespecialiseerde centra", tussen de gezondheidswerkers en de centra, tussen de centra en de zorg- instellingen op verschillende niveaus, van een geïndividualiseerde, lokale aanpak tot op het internationale niveau. Het rap- port geeft ook een aansporing om proces- sen te definiëren waarmee patiënten en patiëntorganisaties systematisch kunnen worden opgenomen in het netwerk. Dat is namelijk belangrijk om informatie over te dragen, ondersteuning te bieden en het zorgbeleid mee vorm te geven (6). op gauw mogelijk een nauwkeurige inventa- ris opstellen voor zeldzame ziekten. Een nationaal register voor zeldzame ziekten en aparte registers voor specifieke ziek- ten zouden een kostbaar hulpmiddel zijn, zowel voor gezondheidswerkers als voor patiënten. Voor meer diepgaande kennis over zeldzame ziekten moet de samenwer- king worden aangemoedigd op nationaal, Europees en internationaal vlak. Hierbij moeten alle onderzoeksvelden aan bod komen, van fundamenteel onderzoek tot epidemiologisch, translationeel, klinisch en maatschappelijk onderzoek. Behalve deze uitdieping is het ook cruciaal dat de huidige kennis beter verspreid wordt. Hiervoor suggereert het rapport dan ook om een webportaal te ontwerpen met praktische informatie voor patiënten en zorgverstrekkers. Deze informatie zou gevalideerd zijn op wetenschappelijk vlak, maar ook op organisatorisch, financieel en maatschappelijk vlak. Daarnaast zullen er links worden verstrekt naar Orphanet of verschillende patiëntorganisaties. Er is ook behoefte aan opleidingen over zeld- zame ziekten voor gezondheidswerkers. Tot slot kan deze totaalaanpak alleen slagen als er sprake is van een efficiënte communicatie naar het grote publiek toe met betrekking tot zeldzame ziekten en de betrokken organisaties (7). handeling en revalidatie is het vierde sleutelprincipe. Patiënten met zeldzame ziekten probe- ren een juiste diagnose te krijgen voor gepaste zorg. Maar ook wanneer de di- agnose is gesteld, blijkt het vaak moeilijk om de reddende behandeling te krijgen of sommige behandelingen terugbetaald te krijgen. Daarom heeft het plan een aantal voorstellen klaar om "de toegang te verbeteren tot diagnostische tests in België of in het buitenland, klinische trials, `compassionate use'-programma's en noodgeneesmiddelen." Er zijn an- dere voorstellen voor "een systeem om vervroegde toegang tot weesgeneesmid- delen mogelijk te maken, met onder andere een vervroegde voorlopige terug- betaling." Andere maatregelen gaan ten slotte over "het gebruik van grondstof- fen voor de gebruikte formulering in de behandeling van zeldzame ziekten, off- labelgebruik en thuisbehandelingen." Sommige van deze zaken zijn een Euro- pese bevoegdheid. Het rapport pleit er dan ook voor dat onze vertegenwoordi- gers een actieve rol spelen in de Euro- pese instellingen (8). vig prijskaartje aan de aanvaarding en implementatie van deze maatregelen. Vooral de oprichting van het Expertise- centrum en het Verbindingscentranet- werk, en de maatregelen in verband met de gelijke toegang zijn duur. Het is dan ook belangrijk om de resultaten en de doeltreffendheid van de strategie te kun- nen monitoren met nieuwe evaluatie- en meetinstrumenten. Daarnaast vraagt de eigenlijke implementatie van deze maat- regelen om een "krachtig platform voor follow-up en advies, om de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid te kunnen bijstaan en informeren." (9) zeldzame ziekte een andere diagnose gekregen, waarvoor 75% onaangepaste behandelingen kreeg, waaronder medische (36%), chirurgische (12%) en psychologische of psychiatrische zorg (7%). verantwoordelijk gesteld voor ten minste één nefast gevolg, waaronder overlijden (1%), cognitieve, psychosociale of fysieke stoornissen, de geboorte van een ander kind met de aandoening, een onaangepaste levensstijl of -houding, een gebrek aan vertrouwen in de geneeskunde. zeldzame ziekte meer dan 5 artsen vóór de juiste diagnose werd gesteld. Bij 7% liep dat op tot meer dan 10 artsen. voor 14% van de Belgische respondenten, in vergelijking met een Europees gemiddelde van 54%). volledige informatie over hun ziekte. Zo'n 60% van de patiënten kreeg geen enkele psychologische ondersteuning (een laag percentage, aangezien 91% van de respondenten hierop rekende. Toch is dit cijfer het beste resultaat in de enquête). genetische ziekte ging. In 67% van de gevallen werd daarbij ingegaan op de mogelijkheid dat er andere gevallen in de familie kunnen zijn. In 36% van de gevallen kon dankzij een genetische analyse de diagnose worden gesteld, of de drager in de familie worden geïdentificeerd. In totaal vond 30% van de Belgische families dat de omstandigheden waarin ze de diagnose te horen kregen, middelmatig tot onaanvaardbaar waren. dertig jaar wachten op de juiste diagnose. |