background image
Farma Forum
GC339N
Hormonale substitutietherapie in ultralage dosering
Zo vroeg mogelijk oestrogenen in lage
dosering toedienen om de symptomen
te verlichten en een geruststellend
cardiovasculair profiel te waarborgen
Er is lang discussie geweest over de dosering
van oestrogenen bij een postmenopauzale
substitutietherapie. In recente studies werd
gelukkig aangetoond dat, ook al moet de do-
sering op maat worden bepaald, het effect
van oestrogenen dosisafhankelijk is en dat
een dosering van 0,5mg/d, een `ultralage'
dosering, doorgaans al een significant effect
heeft (1).
In een recente studie waarin de combinatie
E2 0,5mg + dydrogesteron 2,5mg (ultra low
dose) werd vergeleken met dezelfde combi-
natie in een dosering van 1mg/5mg, hadden
beide doseringen een even goed effect op
de symptomen over een periode van 8 we-
ken en verminderden de warmteopwellingen
significant (p < 0,001) in vergelijking met de
placebo (2).
Cardiovasculaire preventie
moet een belangrijke
bekommernis zijn voor
gynaecologen.
"Het dosisafhankelijke effect en het nut van
(ultra)lage doseringen moeten in een bredere
context worden gezien, zegt prof. Herman De-
pypere. Het is immers zo dat hart- en vaat-
aandoeningen de belangrijkste doodsoorzaak
zijn bij vrouwen (3). Dit betekent dat gynae-
cologen aan primaire preventie moeten doen,
vooral bij postmenopauzale vrouwen die bij
een gelijke leeftijd een duidelijk hoger car-
diovasculair risico lopen dan premenopauzale
vrouwen (4)." Dit risico is ook hoger in geval
van metaboolsyndroom of type 2 diabetes,
aandoeningen die vaak worden vastgesteld
na de menopauze (5).
Het is dan ook een hele geruststelling vast te
stellen dat de combinaties E2/D 1mg/10mg en
2mg/10mg de LDL met respectievelijk 5,7% en
15,3% verlaagden na 2 jaar en de HDL verhoog-
den met respectievelijk 17% en 21% (6), wat
volgens de experts logisch is, omdat oestroge-
nen een direct effect uitoefenen op de arteriële
wand. Die laatste bevat veel oestrogeenrecepto-
ren en stimulering van die receptoren heeft een
vaatverwijdend effect (7).
Te oordelen naar de resultaten van dierproe-
ven zouden de oestrogenen zo snel mogelijk
na de menopauze moeten worden toege-
diend. In studies werd inderdaad aangetoond
dat de oppervlakte van atheroomplaten ge-
middeld 70% lager was bij toediening van
oestrogenen vanaf de ovariëctomie (8, 9). als
de toediening van oestrogenen pas na verloop
van tijd werd gestart, veranderde die opper-
vlakte echter nauwelijks (10). Dit werd echter
niet volledig bevestigd bij de mens. Er was
wel degelijk een tendens in de goede richting,
maar er was geen significant verschil bij een
secundaire analyse van de WHI-studie (11).
"Het aantal accidenten bij de controlepatiën-
ten was evenwel laag (3,6/1.000/jaar)."
Het belang van de timing
van de behandeling
In een andere meta-analyse van 23 studies
met in het totaal 191.340 patiëntjaren werd
D
e levensverwachting is in
100 jaar sterk toegenomen.
Dit is een belangrijke
vaststelling. Maar dit betekent ook
dat vrouwen gemiddeld een derde
van hun leven in de menopauze
doorbrengen, iets wat zeldzaam is
in het dierenrijk. Betekent dit dan
ook dat een substitutietherapie moet
worden gegeven? "Alleen als er
vasomotorische symptomen zijn",
zegt prof. Herman Depypere (Univ.
Gent). De behandeling moet wel zo
veilig mogelijk zijn en dat brengt
ons bij de vraag in welke dosering
de oestrogenen moeten worden
gegeven?" Op het satellietsymposium
van de firma Abbott Products N.V.
tijdens de Journées liégeoises de
Gynécologie op 23 maart 2012 werd
een overzicht gegeven van het
cardiovasculaire risico.
Realisatie: Dominique-Jean Bouilliez
MS7006N.indd 1
05/06/12 10:54