background image
Een verband dat al in 1865 bekend was
Veneuze trombo-embolie (VTE) komt vaak voor bij kankerpatiën-
ten. De gerapporteerde incidentie verschilt evenwel sterk van studie
tot studie, van 0,6 tot 26% naargelang van de onderzochte populatie
en de duur van de follow-up (1). Tussen 1995 en 2003 is de incidentie
van VTE met 28% gestegen bij kankerpatiënten die in het ziekenhuis
werden opgenomen (2). Dat fenomeen wordt toegeschreven aan het
feit dat vaker chemotherapie wordt voorgeschreven, aan de invoering
van nieuwe geneesmiddelen, het gebruik van groeifactoren, de ho-
gere gevoeligheid van de radiologische technieken en ook aan het feit
dat de artsen er nu beter op letten.
Een VTE kan soms optreden jaren voordat een kanker wordt
gediagnosticeerd. Het risico op ontwikkeling van kanker binnen
24 maanden na een idiopathische VTE wordt geraamd op 10% (3).
Al in 1865 heeft Armand Trousseau als eerste een entiteit beschreven
die hij "trombofl ebitis migrans en occulte kanker" noemde (4). Een
veneuze trombose die optreedt bij kanker wordt nu ook het syndroom
van Trousseau genoemd.
Om het mechanisme te begrijpen dat leidt tot een verhoogde stollings-
neiging, moeten we weten dat kankerpatiënten aan de drie criteria van
de triade van Virchow voldoen (5):
-
ten eerste, vaatstase als gevolg van minder lichamelijke activiteit,
bedlegerigheid of compressie door de tumor;
-
ten tweede, een "vaatletsel" veroorzaakt door de tumor zelf, de toxi-
citeit van de cytostatica of plaatsing van een intravasculair instrument;
- tot slot, een complexe toestand van verhoogde stolbaarheid
als gevolg van verschillende cellulaire producten, die uitmondt
in activering van de stollingscascade en een toename van de
plaatjesaggregatie.
De grote verschillen in de gerapporteerde incidentie van VTE zijn
toe te schrijven aan verschillen in de biologie van de kankergezwel-
len, de voorgeschreven behandelingen en de patiëntenpopulatie (1).
Risicofactoren kunnen te wijten zijn aan...
- de
tumor: maag- en pancreaskanker, een gevorderd stadium, een
hoge histologische graad en de periode kort na de diagnose gaan
gepaard met een hoger risico op VTE.
- de
behandeling: chirurgie, chemotherapie, thalidomide/lenali-
domide, hormonale behandeling, angiogeneseremmers, groei-
factoren voor rode bloedcellen, transfusies en plaatsing van een
centrale veneuze katheter verhogen het risico.
- comorbiditeit en andere factoren: comorbiditeit zoals infectie,
febriele neutropenie, chronisch longlijden, nierinsuffi ciëntie, ane-
mie en obesitas verhogen het risico. Een leeftijd hoger dan 65 jaar,
een lage Karnofski-index en Afrikaanse origine zijn ook bekende
risicofactoren.
Bij gebrek aan een voorspellend model dat kan worden toegepast
op alle kankerpatiënten en gezien de aanwinsten bij de preventie en
de behandeling van VTE hebben meerdere wetenschappelijke ver-
enigingen richtlijnen uitgevaardigd en in 2009 werd een praktische
consensus opgesteld voor de behandeling en de preventie van VTE
bij kanker (7).
Profylaxe bij patiënten met een actieve
kanker
Welke behandeling?
Lage dosering van niet-gefractioneerde heparine, LMWH of fonda-
parinux.
Voor wie?
-
Tijdens een ziekenhuisopname: alle patiënten tenzij er een con-
tra-indicatie is, bedlegerige patiënten en patiënten met een acute
aandoening.
-
Na een operatie: het verdient aanbeveling om de profylaxe min-
stens 4 weken
na een grote buik- of bekkenoperatie voort te
zetten bij hoogrisicopatiënten zoals patiënten met een residuele
kanker, obesitas of voorgeschiedenis van VTE.
Kanker en
trombo-embolie
Stéphane Holbrechts
Dienst Oncologie, Hôpital Ambroisé Paré, Bergen
Kanker is een typisch voorbeeld van een verworven syndroom van verhoogde
stolbaarheid. Kankerpatiënten lopen 2- tot 7-maal meer kans om een trombose te
ontwikkelen dan andere mensen. De risicofactoren bij kankerpatiënten zijn bekend en
hebben te maken met de kanker zelf, de behandeling en de comorbiditeit. Er bestaat
echter geen goed model om het risico op trombose bij kankerpatiënten te voorspellen. In
sommige omstandigheden moet een profylactische behandeling worden ingesteld, vooral
bij een ziekenhuisopname of een grote chirurgische interventie bij hoogrisicopatiënten
(niet-gefractioneerde heparine, laagmoleculaire heparine, fondaparinux). De curatieve
behandeling van veneuze trombo-embolie bestaat uit een LMWH in een dosering volgens
het lichaamsgewicht gedurende de hele tijd dat de tumor actief is. innohep
®
biedt het
voordeel dat het zelfs zonder dosisreductie kan gebruikt worden als de nierfunctie
verminderd is (tot CrCl 20ml/min).
MS7089N
Het is bewezen dat VTE de op één na belangrijkste
doodsoorzaak is bij kankerpatiënten en dat een VTE
prognostisch ongunstig is. Een VTE resulteert ook in
frequentere en langere ziekenhuisopnames. Het risico op
bloedingen als gevolg van de behandeling is aanzienlijk en
ook het risico op recidief van VTE is hoger. Dat alles heeft een
sterke impact op de morbiditeit en de kosten (6).
Stéphane Holbrechts
MS7089N.indd 1
06/06/12 13:20