ten. De gerapporteerde incidentie verschilt evenwel sterk van studie tot studie, van 0,6 tot 26% naargelang van de onderzochte populatie en de duur van de follow-up (1). Tussen 1995 en 2003 is de incidentie van VTE met 28% gestegen bij kankerpatiënten die in het ziekenhuis werden opgenomen (2). Dat fenomeen wordt toegeschreven aan het feit dat vaker chemotherapie wordt voorgeschreven, aan de invoering van nieuwe geneesmiddelen, het gebruik van groeifactoren, de ho- gere gevoeligheid van de radiologische technieken en ook aan het feit dat de artsen er nu beter op letten. gediagnosticeerd. Het risico op ontwikkeling van kanker binnen 24 maanden na een idiopathische VTE wordt geraamd op 10% (3). die hij "trombofl ebitis migrans en occulte kanker" noemde (4). Een veneuze trombose die optreedt bij kanker wordt nu ook het syndroom van Trousseau genoemd. neiging, moeten we weten dat kankerpatiënten aan de drie criteria van de triade van Virchow voldoen (5): - bedlegerigheid of compressie door de tumor; citeit van de cytostatica of plaatsing van een intravasculair instrument; in activering van de stollingscascade en een toename van de plaatjesaggregatie. toe te schrijven aan verschillen in de biologie van de kankergezwel- len, de voorgeschreven behandelingen en de patiëntenpopulatie (1). Risicofactoren kunnen te wijten zijn aan... - de gepaard met een hoger risico op VTE. factoren voor rode bloedcellen, transfusies en plaatsing van een centrale veneuze katheter verhogen het risico. mie en obesitas verhogen het risico. Een leeftijd hoger dan 65 jaar, een lage Karnofski-index en Afrikaanse origine zijn ook bekende risicofactoren. op alle kankerpatiënten en gezien de aanwinsten bij de preventie en de behandeling van VTE hebben meerdere wetenschappelijke ver- enigingen richtlijnen uitgevaardigd en in 2009 werd een praktische consensus opgesteld voor de behandeling en de preventie van VTE bij kanker (7). parinux. tra-indicatie is, bedlegerige patiënten en patiënten met een acute aandoening. stens 4 weken na een grote buik- of bekkenoperatie voort te zetten bij hoogrisicopatiënten zoals patiënten met een residuele kanker, obesitas of voorgeschiedenis van VTE. stolbaarheid. Kankerpatiënten lopen 2- tot 7-maal meer kans om een trombose te ontwikkelen dan andere mensen. De risicofactoren bij kankerpatiënten zijn bekend en hebben te maken met de kanker zelf, de behandeling en de comorbiditeit. Er bestaat echter geen goed model om het risico op trombose bij kankerpatiënten te voorspellen. In sommige omstandigheden moet een profylactische behandeling worden ingesteld, vooral bij een ziekenhuisopname of een grote chirurgische interventie bij hoogrisicopatiënten (niet-gefractioneerde heparine, laagmoleculaire heparine, fondaparinux). De curatieve behandeling van veneuze trombo-embolie bestaat uit een LMWH in een dosering volgens het lichaamsgewicht gedurende de hele tijd dat de tumor actief is. innohep verminderd is (tot CrCl 20ml/min). |