background image
MEDI-
SfEEr
395
57
14 JUNI 2012
CAHIER
PRéVENTION
MEDI-
SfEEr
395
57
14 JUNI 2012
KATERN
AGEING
KATERN
AGEING
Inleiding
In België kan euthanasie worden uitgevoerd zonder dat het een
misdrijf is op voorwaarde dat de arts er zich van verzekerd heeft
dat de patiënt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige
is die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn
verzoek; het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet
tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk; en dat
de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van
aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet ge-
lenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en onge-
neeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Een
bijkomende voorwaarde is dat de arts de voorgeschreven voor-
waarden en procedures volgt (1). Verder kan elke handelingsbe-
kwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige schriftelijk een
wilsverklaring opstellen waarin de wil te kennen wordt gegeven
dat een arts euthanasie toepast indien deze arts er zich van verze-
kerd heeft dat de persoon lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke,
door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening; hij niet meer bij
bewustzijn is; en deze toestand volgens de stand van de weten-
schap onomkeerbaar is (1).
Deze wet heeft ertoe geleid dat de professionele hulpverlener zijn
patiënt kan helpen zijn leven te beëindigen als deze voldoet aan de
criteria binnen de wetgeving.
Onvoldoende kennis van de wet heeft echter ook geleid tot ver-
keerde verwachtingspatronen van de patiënt en zijn naasten en in
de maatschappij. Vaak wordt euthanasie als een recht gezien en de
behandelende arts de persoon die, op vraag van de patiënt of de
familie, dit recht moet realiseren. In de wet staat echter ook expli-
ciet dat geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen
(1). Dit artikel dient ter bescherming van de arts, die het niet met
zijn geweten kan verenigen om een euthanasie uit te voeren.
Vijf patiëntencasussen, waarbij geen euthanasie werd uitgevoerd,
illustreren de problemen die een arts kan ervaren bij de vraag voor
euthanasie en welke valkuilen er kunnen optreden bij de vraag
naar euthanasie.
Casus 1: wij willen euthanasie
Een 75-jarige dame werd door haar echtgenoot naar de dienst on-
cologie gebracht met de vraag om euthanasie uit te voeren. Beiden
zagen de huidige leefsituatie niet meer zitten en aangezien de pa-
tiënte aan gevorderde borstkanker leed, vroegen zij en haar man
om een euthanasieprocedure te starten.
Patiënte was niet bekend op de dienst, maar uit de anamnese
bleek dat ze sinds jaren borstkanker had. Bij het klinische onder-
zoek werd een rechterborstamputatielitteken vastgesteld. De eu-
thanasieprocedure werd uitgelegd en er werd gemeld dat wegens
het ontbreken van gegevens over de gezondheidstoestand van pa-
tiënte in het ziekenhuis er contact zou worden opgenomen met de
huisarts en met de behandelende medisch oncoloog.
De huisarts kende de patiënte en haar man slechts een korte tijd
omdat het koppel recent van huisarts veranderd was. Ze meldde
dat de vraag van euthanasie recent gesteld werd door patiënte en
haar man. Er werd contact opgenomen met de medisch oncoloog
in verband met de vraag van patiënte en die was zeer verbaasd.
Patiënte bleek inderdaad borstkanker gehad te hebben, doch
deze was jaren geleden behandeld en er waren bij de laatste con-
trole zes maanden voor de huidige ziekenhuisopname geen aan-
wijzingen voor recidief van de ziekte. Wanneer aan patiënte en
haar echtgenoot werd meegedeeld dat er geen actieve kanker was,
bleven ze bij de vraag voor euthanasie, dit keer met het argument
dat patiënte levensmoe was.
Hoewel deze patiënte borstkanker had, waren er op het moment
van de vraag naar euthanasie geen argumenten voor een actieve
ziekte. Patiënte leed dus niet aan een ernstige en ongeneeslijke,
door ziekte veroorzaakte aandoening en de wet op euthanasie kon
dus ook niet ingeroepen worden.
Deze casus toont aan de professionele hulpverlener het belang om
over de juiste informatie te beschikken. De arts moet het volledige
dossier van de patiënt kunnen bekijken om vast te stellen dat het
gaat om een ongeneeslijke aandoening. Hierbij moet tevens een
andere arts geraadpleegd worden over de ernstige en ongenees-
lijke aard van de aandoening en deze moet het medische dossier
bestuderen en de patiënt onderzoeken om zich te vergewissen van
het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet
gelenigd kan worden.
Casus 2: ik zie het niet meer zitten
Een patiënte en haar echtgenoot consulteerden met een vraag
naar euthanasie. Patiënte leed sinds jaren aan het chronischever-
moeidheidssyndroom. Ze had verschillende behandelingen ge-
volgd, maar deze hadden alle geen resultaat opgeleverd. Patiënte
vroeg dat er een einde aan haar leven gesteld werd. Ze had een
lijvig dossier bij met alle onderzoeken die over de jaren waren
uitgevoerd en die de diagnose van chronischevermoeidheidssyn-
droom suggereerden.
Na grondige anamnese en klinisch onderzoek vroeg ik nog enkele
onderzoeken aan die vroeger niet waren gebeurd om andere aan-
doeningen uit te sluiten.
De patiënte werd enkele malen teruggezien voor bespreking van
de resultaten en voor de vraag naar euthanasie uit te klaren. On-
dertussen werd ook de echtgenoot samen met patiënte gehoord
over zijn idee in verband met de vraag tot euthanasie en deze
bleek zijn vrouw te ondersteunen bij haar vraag.
In de wet staat echter expliciet
dat geen arts kan worden
gedwongen euthanasie toe te
passen. Dit artikel dient ter
bescherming van de arts, die
het niet met zijn geweten kan
verenigen om een euthanasie uit
te voeren.