misdrijf is op voorwaarde dat de arts er zich van verzekerd heeft dat de patiënt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige is die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek; het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk; en dat de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet ge- lenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en onge- neeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Een bijkomende voorwaarde is dat de arts de voorgeschreven voor- waarden en procedures volgt (1). Verder kan elke handelingsbe- kwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige schriftelijk een wilsverklaring opstellen waarin de wil te kennen wordt gegeven dat een arts euthanasie toepast indien deze arts er zich van verze- kerd heeft dat de persoon lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening; hij niet meer bij bewustzijn is; en deze toestand volgens de stand van de weten- schap onomkeerbaar is (1). patiënt kan helpen zijn leven te beëindigen als deze voldoet aan de criteria binnen de wetgeving. keerde verwachtingspatronen van de patiënt en zijn naasten en in de maatschappij. Vaak wordt euthanasie als een recht gezien en de behandelende arts de persoon die, op vraag van de patiënt of de familie, dit recht moet realiseren. In de wet staat echter ook expli- ciet dat geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen (1). Dit artikel dient ter bescherming van de arts, die het niet met zijn geweten kan verenigen om een euthanasie uit te voeren. Vijf patiëntencasussen, waarbij geen euthanasie werd uitgevoerd, illustreren de problemen die een arts kan ervaren bij de vraag voor euthanasie en welke valkuilen er kunnen optreden bij de vraag naar euthanasie. cologie gebracht met de vraag om euthanasie uit te voeren. Beiden zagen de huidige leefsituatie niet meer zitten en aangezien de pa- tiënte aan gevorderde borstkanker leed, vroegen zij en haar man om een euthanasieprocedure te starten. bleek dat ze sinds jaren borstkanker had. Bij het klinische onder- zoek werd een rechterborstamputatielitteken vastgesteld. De eu- thanasieprocedure werd uitgelegd en er werd gemeld dat wegens het ontbreken van gegevens over de gezondheidstoestand van pa- tiënte in het ziekenhuis er contact zou worden opgenomen met de huisarts en met de behandelende medisch oncoloog. omdat het koppel recent van huisarts veranderd was. Ze meldde dat de vraag van euthanasie recent gesteld werd door patiënte en haar man. Er werd contact opgenomen met de medisch oncoloog in verband met de vraag van patiënte en die was zeer verbaasd. Patiënte bleek inderdaad borstkanker gehad te hebben, doch deze was jaren geleden behandeld en er waren bij de laatste con- trole zes maanden voor de huidige ziekenhuisopname geen aan- wijzingen voor recidief van de ziekte. Wanneer aan patiënte en haar echtgenoot werd meegedeeld dat er geen actieve kanker was, bleven ze bij de vraag voor euthanasie, dit keer met het argument dat patiënte levensmoe was. van de vraag naar euthanasie geen argumenten voor een actieve ziekte. Patiënte leed dus niet aan een ernstige en ongeneeslijke, door ziekte veroorzaakte aandoening en de wet op euthanasie kon dus ook niet ingeroepen worden. over de juiste informatie te beschikken. De arts moet het volledige dossier van de patiënt kunnen bekijken om vast te stellen dat het gaat om een ongeneeslijke aandoening. Hierbij moet tevens een andere arts geraadpleegd worden over de ernstige en ongenees- lijke aard van de aandoening en deze moet het medische dossier bestuderen en de patiënt onderzoeken om zich te vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden. naar euthanasie. Patiënte leed sinds jaren aan het chronischever- moeidheidssyndroom. Ze had verschillende behandelingen ge- volgd, maar deze hadden alle geen resultaat opgeleverd. Patiënte vroeg dat er een einde aan haar leven gesteld werd. Ze had een lijvig dossier bij met alle onderzoeken die over de jaren waren uitgevoerd en die de diagnose van chronischevermoeidheidssyn- droom suggereerden. onderzoeken aan die vroeger niet waren gebeurd om andere aan- doeningen uit te sluiten. de resultaten en voor de vraag naar euthanasie uit te klaren. On- dertussen werd ook de echtgenoot samen met patiënte gehoord over zijn idee in verband met de vraag tot euthanasie en deze bleek zijn vrouw te ondersteunen bij haar vraag. |