imagoprobleem. In de media wordt er wei- nig aandacht aan besteed. Berichten over de dienst spoedgevallen zijn veel spectacu- lairder dan berichten over chronische aan- doeningen. Bovendien is chronische zorg te procesmatig, te subtiel en eigenlijk ook te ingewikkeld om op een vluchtig medium als televisie aan te slagen. Het is een oneerlijke strijd tussen de `spectaculaire spoed' en de `saaie chronische zorg'. "De vergadering van de Verenigde Naties over chronische aandoe- Toen tien jaar eerder aids op het programma stond, was dat helemaal anders", geeft Tom Jacobs als voorbeeld van de stiefmoeder- lijke behandeling die chronische zorg in de media te beurt valt. Om tot een win-winsituatie te komen, moe- ten artsen afstappen van de zogenaamde `solo-silobenadering'. "In dat model doen alle zorgverstrekkers weliswaar hun best, maar verloopt alles te gefragmenteerd. Er is geen contact tussen de verschillende silo's. Het gevolg is vaak dramatisch: de patiënt specia list, terwijl de huisarts niet geslaagd is in het opzet van het zorgtraject, stelt Maaike Van Overloop. Wil men resultaten boeken, dan moet men eerst de kenmerken van chro- nische ziekten in ogenschouw nemen: chroni- sche aandoeningen hebben meestal meerdere oorzaken (levensstijl), ze verlopen progres- sief en zijn duurzaam (ze zijn niet definitief te genezen), ze hebben een globale impact op de gezondheid en het leven van de patiënt en van zijn directe omgeving en kennis, kunde en attitude evolueren in slechte zin." Wagner. Hij stelde dat de zorg voor een chronische ziekte al te vaak een interactie is tussen "een niet-geïnformeerde patiënt en een onvoorbereid praktijkteam, wat leidt tot frustrerende en weinig doeltreffende ontmoetingen". Hij noemt dit de `tyranny of the urgent' en stelt daar een radicaal ander model tegenover, gebaseerd op zes pijlers. mand kan in de schoenen van de patiënt staan, behalve de patiënt zelf. Hij is de ervaringsdeskundige. De rol van de zorgverstrekker blijft `be- perkt' tot de vier `a's': advice, agree (bepalen van gemeenschappelijke doelen), assist (wijzen op hinderpalen) en arrange (follow-up). EBM-richtlijnen in de praktijk geïntegreerd worden zodat de infor- matie makkelijk en op een verteerbare manier aan de patiënt kan worden doorgegeven. De Finse wetenschappelijke huisartsenvereni- ging Duodecim stelde een website (www.ebmpracticenet.be) samen met daarop ondertussen zo'n duizend richtlijnen voor huisartsen: uitgebreid, compact en handig te doorzoeken. De huisarts houdt toezicht op de chronische zorg en heeft speci- fiek aandacht voor de complexe noden en de specifieke waarden en overtuigingen van de patiënt. Hij vangt tevens de acute problemen op en betrekt de andere teamleden bij de ontwikkeling van het zelf- management van de patiënt. De specialist zorgt voor de expertise en krijgt een grotere rol naarmate de ziekte vordert. het juiste moment en op de juiste plaats kunnen krijgen. Van de kant van de patiënt liggen de nieuwe mogelijkheden vooral in een andere communicatie met de arts. Specifieke informatie, bijvoorbeeld het dagelijks gewicht van een patiënt met hartfalen, kan dagelijks door- gestuurd worden naar het dossier van de huisarts. Dat dossier moet dan over een verwittigings- en alarmsysteem beschikken dat de arts meteen op de hoogte brengt wanneer er iets niet pluis is. beelden waar huisartsen ook hier een rol speelden: lobbywerk van artsen kan ertoe leiden dat er meer parken in de steden komen waardoor oudere patiënten het makkelijker hebben om dagelijks te wandelen. ren van een diabetische voet dan met het waarmaken van de best mo- gelijke diabeteszorg, zal optimale diabeteszorg meer wens dan werke- lijkheid zijn. De manier waarop we zorg betalen en de manier waarop we over zorg denken, zijn nauw aan elkaar verbonden." |