se vergeleken van jonge en oudere vrouwen die een hormonale substitutietherapie kregen (12). Bij vrouwen jonger dan 60 jaar of vrou- wen die minder dan 10 jaar na het begin van de menopauze werden behandeld, daalde de incidentie van coronaire accidenten signifi- cant met 32% met een hormonale substitutie- therapie. Dit was echter niet het geval bij de vrouwen ouder dan 60 jaar en de vrouwen die al meer dan 10 jaar in de menopauze waren. kijken naar de pathogene sequentie van de veroudering van de bloedvaten, en wetende dat het belangrijk is de behandeling te starten voor er definitieve letsels en meer bepaald verkalkte atheroomplaten zijn. Die indirecte merker werd gebruikt in een substudie van de WHI-studie om het cardiovasculaire ef- fect van paardenoestrogenen te evalueren (13). De groep van Harvard heeft bij de start van de studie een echografie uitgevoerd bij 1.064 vrouwen die 50-59 jaar oud waren op het ogenblik van inclusie. Na gemiddeld 7,4 jaar behandeling en 1,3 jaar na beëindi- ging van de studie was het resultaat duidelijk: het aantal vrouwen met verkalkte atheroom- platen was significant lager in de behandelde groep en het verschil was nog significanter als de therapietrouw goed was. "Dit zou kun- nen betekenen dat paardenoestrogenen het hart kunnen beschermen, vervolgt Herman Depypere, maar dat betekent daarom nog niet dat oestrogenen alleen vanwege hun hartbe- schermende eigenschappen zouden kunnen worden gebruikt. De resultaten van die studie zijn dus geruststellend als we een hormonale substitutietherapie willen voorschrijven aan jonge vrouwen zeer snel na het begin van de menopauze." termijn nomen bij jonge vrouwen, houden meer- dere jaren aan na stopzetting van de studie. In de hele populatie was er geen verschil in coronair risico, CVa, veneuze trombo- embolie, heupfractuur, colorectale kanker of totale mortaliteit tussen de behandelde en de niet-behandelde groep. De incidentie van borstkanker bleef echter lager (14). "Geen schadelijk effect, dus", besluit hij en hij herin- nert er vervolgens aan dat de incidentie van coronaire accidenten bij jonge vrouwen die met 32% daalde (12), hetgeen meer is dan met statines (or = 0,89) (15) of aspirine (or = 0,91) (16), maar dat het totale effect mis- schien niet erg groot is in absolute cijfers. In België is de cardiovasculaire sterfte na 10 jaar immers slechts 0,85% bij vrouwen van 50-54 jaar en 1,58% bij vrouwen van 55-59 jaar, dus lager dan in de controlegroep van de WHI-studie (17). Het risico moet dus bij elke patiënte afzonderlijk worden berekend, maar is bij vrouwen van 50-59 jaar alles- zins systematisch lager met een hormonale substitutietherapie ( haar richtlijnen van 2007 dat "gemicroni- seerd progesteron en dydrogesteron in com- binatie met oestradiol per os of percutaan het zelfs verlagen in vergelijking met syntheti- sche progestagenen. Die vaststelling slaat op minstens 4 jaar en zou zelfs 8 jaar kunnen aanhouden." 1. Center for Health Statistics. 12. Salpeter S. J Gen Intern med 2006;21(4):363-6. 13. manson J, et al. N Engl J med 2007;356(25):2591-602. 14. LaCroix a, et al. Jama 2011;305(13):1305-14. 15. Walsh J, Pignone m. Jama 2004;291(18):2243-52. 16. ridker P, et al. N Engl J med 2005;352(13):1293-304. 17. Depypere H, et al. Climacteric 2007;10(3):238-43. 18. Hodis H, mack W. Clin obstet Gynecol 2008;51(3):564-80. worden behandeld met een oestrogeen, dat in een zo laag mogelijke dosering moet worden toegediend om de symptomen onder controle te brengen. Als het toedienen van oestrogeen zeer snel na het begin van de menopauze wordt gestart, nemen de cardiovasculaire risico's af. Als een oestrogeen in ultralage dosering wordt toegediend, zal het risico op trombo-embolie niet stijgen. Dat zit echter nog niet `in de pen'. In Vlaanderen bijvoorbeeld vertoont 50-60% van de vrouwen symptomen na de menopauze, maar slechts 17% wordt behandeld. Dat is jammer, als we weten dat een aantal van die symptomen (depressie, obesitas, slaapstoornissen) een veel hoger cardiovasculair risico inhouden dan met een hormonale substitutietherapie." 60-69 70-79 dosering toedienen om de symptomen te verlichten en een geruststellend cardiovasculair profiel te waarborgen van oestrogenen bij een postmenopauzale substitutietherapie. In recente studies werd gelukkig aangetoond dat, ook al moet de do- sering op maat worden bepaald, het effect van oestrogenen dosisafhankelijk is en dat een dosering van 0,5mg/d, een `ultralage' dosering, doorgaans al een significant effect heeft (1). E2 0,5mg + dydrogesteron 2,5mg (ultra low dose) werd vergeleken met dezelfde combi- natie in een dosering van 1mg/5mg, hadden beide doseringen een even goed effect op de symptomen over een periode van 8 we- ken en verminderden de warmteopwellingen significant (p < 0,001) in vergelijking met de placebo (2). moet een belangrijke bekommernis zijn voor gynaecologen. (ultra)lage doseringen moeten in een bredere context worden gezien, zegt prof. Herman De- pypere. Het is immers zo dat hart- en vaat- aandoeningen de belangrijkste doodsoorzaak zijn bij vrouwen (3). Dit betekent dat gynae- cologen aan primaire preventie moeten doen, vooral bij postmenopauzale vrouwen die bij een gelijke leeftijd een duidelijk hoger car- diovasculair risico lopen dan premenopauzale vrouwen (4)." Dit risico is ook hoger in geval aandoeningen die vaak worden vastgesteld na de menopauze (5). stellen dat de combinaties E2/D 1mg/10mg en 2mg/10mg de LDL met respectievelijk 5,7% en 15,3% verlaagden na 2 jaar en de HDL verhoog- den met respectievelijk 17% en 21% (6), wat volgens de experts logisch is, omdat oestroge- nen een direct effect uitoefenen op de arteriële wand. Die laatste bevat veel oestrogeenrecepto- ren en stimulering van die receptoren heeft een vaatverwijdend effect (7). ven zouden de oestrogenen zo snel mogelijk na de menopauze moeten worden toege- diend. In studies werd inderdaad aangetoond dat de oppervlakte van atheroomplaten ge- middeld 70% lager was bij toediening van oestrogenen vanaf de ovariëctomie (8, 9). als de toediening van oestrogenen pas na verloop van tijd werd gestart, veranderde die opper- vlakte echter nauwelijks (10). Dit werd echter niet volledig bevestigd bij de mens. Er was wel degelijk een tendens in de goede richting, maar er was geen significant verschil bij een secundaire analyse van de WHI-studie (11). "Het aantal accidenten bij de controlepatiën- ten was evenwel laag (3,6/1.000/jaar)." van de behandeling met in het totaal 191.340 patiëntjaren werd 100 jaar sterk toegenomen. Dit is een belangrijke dat vrouwen gemiddeld een derde van hun leven in de menopauze doorbrengen, iets wat zeldzaam is in het dierenrijk. Betekent dit dan ook dat een substitutietherapie moet worden gegeven? "Alleen als er vasomotorische symptomen zijn", zegt prof. Herman Depypere (Univ. Gent). De behandeling moet wel zo veilig mogelijk zijn en dat brengt ons bij de vraag in welke dosering de oestrogenen moeten worden gegeven?" Op het satellietsymposium van de firma Abbott Products N.V. tijdens de Journées liégeoises de Gynécologie op 23 maart 2012 werd een overzicht gegeven van het cardiovasculaire risico. |